Skip to main content

Voltooid leven

Voor ons ligt een ingewikkeld vraagstuk over het zelfgekozen levenseinde. Allereerst vind ik het goed dat de ministers ervoor kiezen een aparte wet te maken en niet de huidige Euthanasiewet aan te passen. De huidige Euthanasiewet is vooral een zorgwet en het voorstel voor Voltooid Leven is dat niet.

In de huidige Euthanasiewetgeving moet er sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden op basis van een medische grondslag. De wens tot euthanasie moet daarbij van tevoren zorgvuldig vastgelegd zijn in het geval de zelfbeschikking vermindert, bijvoorbeeld als gevolg van dementie, omdat de mogelijkheid anders vervalt. Bij het vraagstuk van Voltooid Leven is er onvoldoende sprake van lijden op medische gronden, maar tóch een actieve wens tot sterven.

Overigens vinden wij dat de discrepantie die de commissie Schnabel constateert tussen de letter van de wet en de huidige euthanasiepraktijk er één is die niet uit het oog verloren mag worden door alle aandacht die nu naar de discussie over het zelfgekozen levenseinde gaat, mede omdat dezelfde conclusie ook al in 2010 getrokken werd.

De ministers hebben een maatschappelijk vraagstuk opgepikt dat met name bij de nieuwe generatie gepensioneerden leeft. Onterecht wordt gedacht dat deze materie slechts over een kleine groep mensen gaat, een veel grotere groep voelt zich betrokken. Dit initiatiefvoorstel leidt daarbij momenteel tot een debat dat hier en daar oververhit dreigt te raken en dat is jammer.

Wij snappen de vurige wens tot zelfbeschikking die veel mensen hebben. Zij geloven bijvoorbeeld niet meer dat God beslist over leven en dood, een zelfgekozen levenseinde wordt dan denkbaar. Hetzelfde geldt voor het tegenovergestelde. Gelovigen mogen zich niet opgejaagd voelen als zij wel tot het einde van hun leven gebruik maken van medische zorg en verpleging.

Een veelgehoorde, nadrukkelijke wens van veel mensen is dat zij later beslist niet dement willen worden, velen hebben daarbij de wens dat zij niet verpleegd willen worden. Met een zelfgekozen levenseinde willen zij dat vóór zijn.

Overigens mag ook niet uit het oog verloren worden dat zij anders kunnen gaan denken als het eenmaal zover is. Het gaat dan meer om de rust die ervaren wordt dat een zelfgekozen levenseinde tegen de tijd dat het voor hen zover is juridisch mogelijk is.

Wat we ook zien is dat mensen als gevolg van een sociale afweging tot een zelfgekozen levenseinde komen, bijvoorbeeld als partners na een lang en gelukkig leven samen willen sterven.
Het sociale aspect is overigens wel het meest kwetsbare aspect. Eén waar in mijn fractie nog veel zorgen over leven. Wat als we het niet zeker weten? Wat als maatschappelijk falen of maatschappelijke druk de wens tot een zelfgekozen levenseinde versterkt of creëert? Dat mag niet gebeuren.

Wel wil ik aangeven dat het een waardig debat over een zelfgekozen levenseinde niet helpt als we de tekortschietende verpleeghuiszorg er bijgehaald wordt. Opname in een gesloten afdeling van een verpleeghuis is per definitie intens en ontluisterend. Oók als we allemaal nieuwe gebouwen bouwen, sterrenkoks in de keukens zetten en acht liefdevolle verpleegkundigen om elk bed zouden zetten. Maar, in het licht van deze discussie de ogen volledig sluiten voor de verschraling van de ouderenzorg, is ook niet terecht.

De risico’s voor maatschappelijk falen als het gaat om het zelfgekozen levenseinde zitten vooral op het terrein van welzijn. Eenzaamheid kan een duurzaam fenomeen zijn, maar in voorkomende gevallen is het ook omkeerbaar. Een levenseinde is dat niet. Dáár gaat het vraagstuk over een zelfgekozen levenseinde schuren en daarom is het ook een maatschappelijk vraagstuk.

Ik sprak ooit in een verzorgingshuis een man van 94 jaar oud die kwiek van zijn bankje opsprong en riep dat hij het 20 jaar eerder had moeten doen. Hij leefde weer helemaal op. 20 jaar was hij eenzaam geweest en nu had hij allemaal nieuwe vrienden, had net een kaartje gelegd en ging die middag nog biljarten. Zo kon hij nog wel 20 jaar door!
Ik beweer niet dat het verzorgingshuis de panacée tegen eenzaamheid is, velen gruwen bij het idee alleen al, maar voor anderen is dat wel zo. Daarom zijn – waren – ze maatschappelijk ook zo belangrijk.

Tenslotte. We kunnen niet in iemands hoofd kijken, maar één ding weet mijn fractie wel zeker: nooit of te nimmer mogen ouderen in onze samenleving zich teveel voelen en daardoor kiezen voor een vrijwillig levenseinde.
Niet-geuite twijfels, de afwezigheid van wel gewenste sociale contacten of het zich te veel voelen, mogen er nooit in sluipen. Dan zou een legitieme wens voor het creëren van de wettelijke kaders voor een zelfgekozen levenseinde, voor mensen die op een waardige manier uit het leven willen stappen, tegelijkertijd een maatschappelijk failliet betekenen.

We zijn als fractie daarom om op dit moment nog niet zover om aan te geven of we op voorhand voor of tegen de nieuwe wet zijn. De wet is er immers ook nog niet. We willen er langer over nadenken en meer mensen spreken. We zullen actief onze bijdrage aan het wetgevingsproces leveren en later, als de wet er eenmaal is, ons definitieve standpunt bepalen.