Skip to main content

Nederland stroomt leeg

Vragen van de leden Wilders en Fritsma (beiden PVV) aan de staatsecretaris van Justitie en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat de komende jaren naar schatting 170.000 Nederlanders (vooral studenten en jonge gezinnen) per jaar zullen gaan emigreren naar landen als Canada, Zweden, Australië en Uruguay. (Ingezonden 13 maart 2007)

1
Kent u het bericht dat de komende
jaren maar liefst 170.000
Nederlanders zullen gaan
emigreren?1 Kunt u het verloop van
de emigratie sinds 1990 aangeven en
vergelijken met de verwachte
emigratie de komende jaren?
2
Deel u de mening dat het van belang
is een goed beeld te krijgen van de
redenen van vertrek van deze
Nederlanders? Bent u bereid daartoe
een breed onderzoek (exitonderzoek)
te laten doen? Zo ja, op welke termijn
kan de Kamer dit exitonderzoek van u
verwachten? Zo neen, waarom niet?
3
Deelt u de zorg dat nu ongeveer
170.000, merendeels goed opgeleide,
Nederlanders met kinderen gaan
emigreren, er tegelijkertijd
tienduizenden mensen per jaar (uit
achterstandsgebieden) uit landen als
Turkije en Marokko via bijvoorbeeld
gezinsvorming en gezinshereniging
naar Nederland komen? Deelt u de
mening dat deze ontwikkeling
desastreus is voor onder meer de
(kennis)economie en het betaalbaar
houden van sociale voorzieningen,
mede gelet op het feit dat de
immigranten vaak kansarm of slecht
opgeleid zijn en bovengemiddeld
vaak afhankelijk van uitkeringen zijn?
4
Is het, gelet op de toenemende
emigratie van Nederlanders, niet van
groot belang te bezien op welke wijze
deze mensen voor Nederland
behouden zouden kunnen blijven? Is
het vanwege de scheefgroei in de
bevolkingssamenstelling ook niet van
groot belang om een immgratiestop
voor niet-westerse allochtonen in te
voeren en de vrijwillige remigratie
van allochtonen uit landen als
Marokko en Turkije verder te
stimuleren? Zo neen, waarom niet?
1 NOS Journaal, 10 maart 18.00 uur,
Buitenland lonkt steeds meer naar
emigrerende Nederlanders.

Antwoord
Antwoord van staatssecretaris
Albayrak (Justitie), mede namens de
ministers van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, van Economische
Zaken en voor Wonen, Wijken en
Integratie. (Ontvangen 23 april 2007),
zie ook Aanhangsel Handelingen
nr. 1197, vergaderjaar 2006–2007
1
Ja, het bericht is mij bekend. Cijfers
van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) geven aan dat
vanaf 1990 tot 1996 de cijfers met
betrekking tot emigratie gestaag zijn
gestegen van 69 duizend in 1990 tot
92 duizend in 1996. Daarna zijn de
cijfers min of meer gestabiliseerd
rond de 80 duizend tussen 1997 en
2001. Daarna is weer een stijgende
lijn ingezet: 97 duizend in 2002; 105
duizend in 2003; 110 duizend in 2004,
120 duizend in 2005 en 133 duizend in
2006.
Volgens de meest recente
bevolkingsprognose van het CBS, die
eind 2006 is opgesteld, zullen er in
2007 naar verwachting 130 duizend
personen emigreren, iets minder dan
in 2006. Het aantal emigranten neemt
vervolgens geleidelijk af tot 125
duizend in 2010, 114 duizend in 2020
en zal in 2050 naar verwachting
uitkomen op 93 duizend.
Het genoemde aantal van 170
duizend emigranten is hiermee echter
nog niet verklaard. De hiervoor
genoemde cijfers geven de meest
waarschijnlijk geachte ontwikkelingen
weer. Naast deze prognose publiceert
het CBS ook onder- en bovengrenzen
van zogenoemde
prognose-intervallen. Met betrekking
tot prognoseintervallen van de
emigratie wordt aangenomen dat de
kans dat de toekomstige emigratie
tussen deze grenzen zal liggen 67%
dan wel 95% is. Zo is er volgens de
meest recente CBS-prognose een
kans van 95% dat de emigratie in
2007 tussen de 98 duizend
(ondergrens van het interval) en 185
duizend (bovengrens van het interval)
zal liggen. De kans wordt zeer klein
geacht dat het werkelijke aantal
emigranten in de buurt van deze
grenzen zal liggen. Het aantal van 170
duizend emigranten is waarschijnlijk
gebaseerd op de bovengrens van het
95%-prognose-interval voor 2006.
2
Ten aanzien van de redenen van
vertrek van emigranten verwijs ik u
naar een onderzoek dat in 2005 is
uitgevoerd door het NIDI (Nederlands
Interdisciplinair Demografisch
Instituut) naar de redenen van
emigratie van personen die de
intentie hadden Nederland te
verlaten. Kort gezegd kwam hieruit
naar voren dat het Nederlanders die
van plan zijn om te emigreren niet
zozeer gaat om hun eigen leefsituatie
– deze wordt juist redelijk positief
beoordeeld – maar om de kwaliteit
van de samenleving; de «publieke
ruimte» (ruimte, stilte, natuur en de
overkoepelende factor die dergelijke
elementen onder druk zet: de
bevolkingsdichtheid)1.
Ik zie op dit moment geen aanleiding
om een ander onderzoek te laten
uitvoeren.
3
Nee, deze zorg deel ik niet.
Vooraleerst wijs ik u op het feit dat de
cijfers genoemd in het antwoord op
vraag 1 niet uitsluitend betrekking
hebben op Nederlanders. Onder de
120 duizend emigranten in 2005
bevonden zich «slechts» 39 duizend
autochtone Nederlanders. Daarnaast
werd de groep opgebouwd uit 44
duizend niet-westerse allochtonen
(vooral Afrikanen en Aziaten) en 37
duizend westerse allochtonen (vooral
EU onderdanen). Van de emigranten
met een niet-westerse herkomst
behoorde bijna 10 duizend tot de
tweede generatie (zij zijn dus in
Nederland geboren).
Een analyse van de over migratie
beschikbare CBS-cijfers levert het
volgende beeld over de
samenstelling van de groepen
emigranten en immigranten. Van de
emigranten is meer dan de helft
(52,1%) tussen 20 en 40 jaar oud. Het
aandeel van deze groep onder
emigranten is bijna twee keer zo
groot als hun aandeel in de
bevolking. Schoolgaande kinderen
(10-20 jaar) en ouderen (50+) zijn juist
ondervertegenwoordigd. Het CBS
beschikt niet over cijfers met
betrekking tot het opleidingsniveau
van migranten. De OESO (Organisatie
voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling) heeft hierover wel
informatie2. Hieruit blijkt dat van alle
in Nederland geborenen die in 2005
in het buitenland verbleven, dit zijn er
volgens de OESO ca. 600.000, 34%
hoogopgeleid is. Vervolgens blijkt uit
deze cijfers dat van de bijna 1,2
miljoen mensen die in Nederland
verblijven maar in het buitenland zijn
geboren, bijna 18% hoogopgeleid is.
In beide gevallen betreft het ongeveer
200.000 hoger opgeleiden. Dit
betekent dat de basis voor onze
kenniseconomie per saldo gelijk is
gebleven; haar samenstelling is
hooguit veranderd. Dat is naar mijn
mening juist een voordeel voor de
nationale kenniseconomie in een
globaliserende economische
omgeving.
Tenslotte merk ik nog op dat ook de
sociale voorzieningen niet in gevaar
komen, nu er in het geval van
gezinsvorming en gezinshereniging
duidelijke inkomenseisen worden
gesteld. Deze personen kunnen dus in
hun eigen levensonderhoud voorzien.
Immigranten dragen, op gelijke wijze
als Nederlanders, bij aan de
economische ontwikkeling van
Nederland, het belastingstelsel en
daarmee aan het sociale
zekerheidssysteem.
4
In een democratische rechtsstaat is
het niet aan de overheid om
onderdanen te beperking in hun
bewegingsvrijheid. Ik zal dan ook
geen initiatieven ontwikkelen om
emigratie van Nederlanders tegen te
gaan. Hetzelfde geldt voor de
voorgestelde immigratiestop.
Nederland voert een terughoudend
immigratiebeleid, gebaseerd op het
Nederlands belang en internationale
verplichtingen. Hierin is geen plaats
voor een immigratiestop. Uit het
antwoord op vraag 3 bleek overigens
dat van een «scheefgroei» in de
bevolkingssamenstelling geen sprake
is; deze blijft wat betreft
opleidingsniveau op zijn minst gelijk
van samenstelling. Zij is hooguit
meer voorzien van multiculturele
aspecten, elementen, vaardigheden
en inzichten. Zoals ik hiervoor reeds
uiteen heb gezet, beschouw ik dit
eerder als een voordeel dan als een
nadeel in een globaliserende
wereldeconomie.
Met betrekking tot remigratie merk ik
op dat de Remigratiewet onder
andere de mogelijkheid biedt tot
vertrek naar Marokko en Turkije. Het
besluit daartoe gebeurt op vrijwillige
individuele basis. Hiertoe wordt
onafhankelijke voorlichting geboden
over het gebruik van de wet en de
gevolgen van remigratie in de
persoonlijke levenssfeer. Deze
voorlichting is niet wervend van
karakter. De wet beantwoordt aan de
doelstelling en voorziet in de
behoefte. Er is geen aanleiding tot
aanpassing van de uitgangspunten
en principes van de wet. Een
wervende voorlichting met betrekking
tot remigratie staat op gespannen
voet met het inburgeringsen
integratiebeleid.
1 Zie een artikel in Demos (Bulletin over
Bevolking en Samenleving, uitgegeven door
het NIDI) naar aanleiding van dit onderzoek:
S. ter Bekke, H. van Dalen en K. Henkens,
Emigratie van Nederlanders, Demos jaargang
21, april 2005, p. 25-28.
2 Zie publicatie van OESO
DELSA/ELSA/WD/SEM(2005)4, Counting
Immigrants and Ex-Patriates in OECD
Countries: A New Perspective.