Skip to main content

Schriftelijk Overleg Irak

Inbreng PVV-fractie Tweede Kamer bij schriftelijk overleg met de regering over situatie in Irak ter voorbereiding op de Raad Buitenlandse Zaken van de EU op 20 januari 2019:

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het kabinet steun dient uit te spreken voor de neutralisering van opperterrorist Soleimani door de Verenigde Staten en zouden het hebben toegejuicht als dat al jaren eerder zou zijn gebeurd. Tevens dient het kabinet de Iraanse raketaanvallen op bases in Irak in de nacht van 7 op 8 januari jl. scherp te veroordelen. Waarom heeft het kabinet dat nog niet gedaan? Het is helemaal niet nodig om te wachten op een eensgezind oordeel van de EU daarover.

De leden van de PVV-fractie stellen geen vertrouwen in de overheid van Irak, die na vele jaren en ondanks alle buitenlandse hulp nog steeds niet in staat is gebleken om de nefaste invloeden van terroristische strijdgroepen van allerlei snit en van Iran te verhinderen. Het tribalisme en de corruptie hebben daarbij grote invloed.
De Nederlandse deelname aan missies in Irak dient te worden beëindigd. Nederland heeft daar niets te zoeken. Er is geen enkele reden om geld en energie te verspillen aan die missies en Nederlandse militairen te dwingen om in die gevaarlijke regio te verblijven. Het kabinet zou desgewenst naar andere manieren moeten zoeken om de strijd tegen de terroristen van “Islamitische Staat” te steunen, waarbij aanwezigheid van Nederlandse militairen in de regio niet vereist is.
Wat wel van groot belang is, is dat het kabinet ervoor moet zorgen dat Nederland beschermd is tegen het islamitisch terrorisme. Essentieel is daarvoor dat de Nederlandse grenzen worden bewaakt en ongenode gasten worden geweerd en opgesloten en verwijderd uit ons land. Hongarije kan daarbij tot voorbeeld strekken.

De leden van de PVV-fractie vinden het ook onwenselijk dat Nederland deelneemt aan de Franse missie EMASOH. Het is aan de strijdkrachten van de landen aan de Arabische Golf en de Golf van Oman om de vrije doorvaart in die wateren veilig te houden. Geen van die landen, die de grootste belanghebbenden zijn, heeft overigens gevraagd om bijstand van Europese landen daarbij. Ook is er geen verzoek van de Nederlandse koopvaardij tot bescherming van Nederlandse schepen in die regio. Voor zover er al een Nederlands belang zou zijn om informatie te hebben over de situatie in die wateren (hetgeen door het kabinet wordt aangevoerd om deelname aan die missie te rechtvaardigen), zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat de VS, die daar ongetwijfeld over beschikt, gevraagd kan worden om dergelijke informatie te delen. Het moge duidelijk zijn dat Nederlandse politieke steun voor de inzet van de VS daarvoor een voorwaarde is. Een Nederlandse of Europese “Alleingang” is allerminst wenselijk.
Dat het mandaat van de missie EMASOH heel weinig ruimte laat om daadwerkelijk op te treden ter beveiliging van de Nederlandse koopvaardij of tot bijstand aan bondgenoten alsook het feit dat het voor de missie beoogde Nederlandse fregat niet kan rekenen op bijstand van anderen als het onverhoopt in de problemen zou komen, levert ook redenen op om niet aan EMASOH deel te nemen.

De leden van de PVV-fractie stellen dat het nucleair akkoord JCPOA een slecht akkoord is en de VS heeft er goed aan gedaan daaruit te stappen. Deze leden steunen de politiek van maximale druk op Iran. Alles wat die druk vermindert of ondergraaft, houdt het islamitisch terreurregime van dat land langer in het zadel. Daarom blijven de leden van de PVV-fractie zich verzetten tegen het EU-programma INSTEX, dat de Amerikaanse sancties tegen Iran ondergraaft, en tegen de Nederlandse deelname aan en financiering van dat programma.
Dat Iran nu heeft aangekondigd uit JCPOA te stappen, wordt door de leden van de PVV-fractie geïnterpreteerd als een poging om de EU onder druk te zetten om over te gaan tot verdere concessies aan Iran. Nederland moet zich verzetten tegen iedere tegemoetkoming aan Iraanse wensen. Dat moet de inzet van Nederland zijn in de Raad Buitenlandse Zaken op 10 januari a.s. De ontvangst van de minister van Buitenlandse Zaken van het terreurbewind in Teheran in Brussel door de Hoge Vertegenwoordiger van de EU bewijst veel te veel eer en is dan ook een blamage. Dat het Nederlandse kabinet dat heeft verwelkomd valt ten zeerste te betreuren. Gesprekken met Teheran dienen op een veel lager niveau te worden gevoerd.
Het doel moet niet zijn om eenzijdig halfzachte dealtjes met Iran te sluiten maar om eensgezind met de VS het JCPOA op te ruimen en het Iran onmogelijk te maken om nucleaire wapens en ballistische raketten te ontwikkelen en te bezitten. Maximale druk op Iran is daartoe een vereiste.