Skip to main content

Notaoverleg Mensenrechtenbeleid

Voorzitter,

Eerste termijn

Ook ik begin mijn bijdrage met enkele opmerkingen over de zogenaamde receptorbenadering. De PVV-fractie is met de minister van mening dat stille diplomatie soms noodzakelijk is en dat een opgeheven vingertje niet altijd nodig is of zelfs onwenselijk als het erom gaat, andere landen op mensenrechten aan te spreken.

Het gaspedaal hoeft daarbij niet altijd op elk moment tot op de plank te worden ingedrukt. De vraag of wij aan megafoondiplomatie of aan stille diplomatie gaan doen, is natuurlijk ook een valse keuze. Beide elementen kunnen en moeten soms in ons mensenrechtenbeleid naar voren komen, soms zelfs samen, waarbij het ene element het andere ondersteunt. Wij staan zeer kritisch tegenover de receptorbenadering, als die leidt tot een relativering van universaliteit van mensenrechten in de praktische toepassing. Wij hebben zeker twijfels als het gaat om de toepassing van de receptorbenadering op islamitische landen. Islam en mensenrechten gaan volgens ons niet samen. Dat is ook de reden waarom islamitische landen vrijwel altijd het algemene voorbehoud toevoegen aan mensenrechtenverdragen dat bij strijdigheid met de sharia de sharia voorrang heeft. De vraag aan de minister is dan ook hoe hij de receptorbenadering toepast in islamitische samenlevingen, waar sociale en religieuze instituties juist een obstakel vormen voor mensenrechten. Wat doet de minister als landen zich aan internationale verdragen hebben gecommitteerd, maar de sharia expliciet voorrang geven boven de verdragsverplichtingen? Ook daarop krijg ik graag een reactie van de minister. Een project voor vrouwen in Jordanië is leuk, maar welke ruimte is er voor toepassing van de receptorbenadering in islamitische landen in het algemeen en in landen als Iran, Pakistan en Saoedi-Arabië in het bijzonder? Hoe kunnen wij met de receptorbenadering uit de voeten als het gaat om islamitische landen die steeds fundamentalistischer aan het worden zijn? Ik noem bijvoorbeeld Egypte.

Nederlandse mensenrechtenafdeling

Er zijn berichten dat de Nederlandse mensenrechtenafdeling van het departement in het kader van de bezuinigingen zal worden ondergebracht bij de Directie Verenigde Naties en Financiële Instellingen. Mijn vraag aan de minister is: klopt dat? Als het zo is, heeft mijn fractie de vrees dat dit een exclusieve focus op het VN-mensenrechtenbeleid zal impliceren. De minister zelf ontkent de problemen met subjectiviteit en eenzijdigheid van de VN-Mensenrechtenraad niet. Daar ben ik blij om. Maar als het de bedoeling is om de Nederlandse mensenrechtenafdeling bij de Directie Verenigde Naties en Financiële Instellingen onder te brengen, zijn er toch zorgen over de vraag in hoeverre het Nederlandse mensenrechtenbeleid zich dan nog zal kunnen onttrekken aan de obsessies van de VN-Mensenrechtenraad. Het is in dat verband een slecht teken dat Nederland nu al binnen EU-kader in de VN moet lobbyen om het opkomen voor mensenrechten niet te laten verbuigen tot het opkomen voor islamitische rechten, waar de OIC-landen zich hard voor maken. Deelt de minister deze zorg? Ook zijn wij zeer bezorgd dat de thematische expertise van Nederland op het gebied van onder andere godsdienstvrijheid verdwijnt, als de mensenrechtenafdeling wordt ondergebracht bij de Directie Verenigde Naties en Financiële Instellingen. Misschien maak ik mij zorgen om niets, maar ik hoor het graag van de minister.

Gemeenschappelijk mensenrechtenbeleid EU

Het streven naar een gemeenschappelijk mensenrechtenbeleid van de EU is wat de PVV betreft een ongewenste ontwikkeling, die ook niet voorspoedig verloopt. De Europese Commissie zegt een beperkte capaciteit te hebben, waardoor bijvoorbeeld het rapport over de relatie tussen de ergste vormen van kinderarbeid en handel is vertraagd. Dergelijke capaciteitsproblemen doen ons de wenkbrauwen fronsen, en ik vraag de minister dan ook: is de Europese diplomatieke dienst er wel klaar voor dat taken op het gebied van mensenrechten in algemene zin en kinderrechten in specifieke zin aan haar worden uitbesteed? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Aangezien de onderlinge taakverdeling nog niet eens informeel vastligt en er onenigheid bestaat tussen de EU-landen over de prioriteiten en dus over de invulling van het gemeenschappelijk mensenrechtenbeleid, kan er onzes inziens nog helemaal geen sprake zijn van het uitbesteden van taken op het gebied van mensenrechten. Nederland moet zijn vrijheid volledig behouden in zijn prioriteiten en in de uitvoering van het mensenrechtenbeleid. Het kabinet geeft aan dat de Europese Commissie in haar Mededeling inzake de strategie implementatie handvest grondrechten de eigen inbreng en verantwoordelijkheid die de lidstaten moeten blijven behouden, onderbelicht. Blijft het bij deze constatering van het kabinet, of verbindt de minister er ook consequenties aan, totdat er opheldering is op dit punt?

Ondanks alle inspanningen van onze minister, die wij overigens zeer waarderen, blijft de EU-inzet voor vrijheid van geloof en overtuiging ondermaats. De minister geeft dat zelf ook toe. Terwijl er wereldwijd, met name dankzij de Arabische revoluties, een enorme toename is in geloofsvervolging, is daar in de Commissiemededeling over dit onderwerp onvoldoende aandacht voor. Onbegrijpelijk is ook dat de EU, ondanks aandringen van Nederland, in resoluties geen prominente aandacht besteedt aan het recht om van geloof te veranderen of atheïst te zijn. En dat in een tijd waarin islamisten, die hiervoor de doodstraf bepleiten en uitvoeren, meer en meer terrein winnen. Heeft de minister een verklaring voor deze houding van de Europese Unie? Erkent de minister dat het daarom van belang is dat alle EU-landen onverkort hun eigen prioriteiten kunnen vaststellen en dat dit zo moet blijven?

Als het gaat om de Nederlandse inzet verwijst de minister regelmatig naar het EU-actieplan voor godsdienstvrijheid en levensovertuiging. De PVV ziet het als een bizar bewijs voor de inactiviteit van de EU dat dit actieplan in generlei vorm openbaar is. Wij hebben het althans nergens kunnen vinden. Ook op dat punt vraag ik de minister om opheldering. Zowel de Kamer als NGO's kunnen de effectiviteit van dit actieplan niet meten, zolang basale onduidelijkheid bestaat omtrent vragen als welke landen in het actieplan zijn opgenomen en welke algemene beleidsrichtlijnen dit actieplan omvat. De minister schrijft dat het actieplan in 2012 verder wordt uitgewerkt. Dat zal wel, maar betekent dit dan dat het actieplan nu nog niet is vastgesteld? Of is het er al wel, maar gaat er nog een aparte uitwerking plaatsvinden? Als het EU-actieplan voor godsdienstvrijheid en levensovertuiging nog niet van kracht is, zijn verwijzingen in de brieven van de minister naar dit actieplan onzes inziens prematuur. Graag krijg ik een reactie van de minister.

VN-Mensenrechtenraad

Dan kom ik nu op de VN-Mensenrechtenraad. De PVV-fractie vindt dat de VN-Mensenrechtenraad alle geloofwaardigheid en legitimiteit heeft verloren. Wij zijn helemaal klaar met dit disfunctionerende VN-orgaan, dat gekaapt is door islamitische en overige notoire mensenrechtenschenders. De minister noemt in zijn mensenrechtenrapportage van 2011 de Nederlandse steun aan de resolutie over de LHBT's. Is de minister zich bewust van de aversie van de islamitische landen van de VN-Mensenrechtenraad tegen deze resolutie en tegen dit onderwerp? Die aversie gaat zo ver dat de islamitische staten, waaronder de leden van de VN-Mensenrechtenraad, in maart van dit jaar pontificaal wegliepen toen de VN nader gevolg gaf aan de resolutie door verder door te debatteren over de discriminatie van LHBT's. Het is toch werkelijk van de gekke dat landen die zitting kunnen nemen in de VN-Mensenrechtenraad hun disrespect voor de rechten van LHBT's tonen door demonstratief weg te lopen tijdens een debat hierover? Ook de "universal periodic reviews" per land blijken telkens een "cover-up" te zijn voor mensenrechten schendende staten. Libië, Cuba, China enzovoort slagen zo bezien telkens met vlag en wimpel voor het periodieke landexamen van de VN-Mensenrechtenraad. Het is een compleet verstoord orgaan, waarin Israël voortdurend als bliksemafleider wordt gebruikt door de echte mensenrechtenschenders.

De VN-Mensenrechtenraad heeft niet willen leren van de fouten van haar voorloper: het VN-Mensrechtencomité. Dit was vanaf het begin al duidelijk. Ban Ki-moon en Human Rigths Watch spraken hun teleurstelling uit over het feit dat Israël eenzijdige aandacht krijgt in de Raad en tot vast agendaonderdeel werd veroordeeld. De kandidaatstelling van Nederland voor de VN-Mensenrechtenraad, zoals de minister die nastreeft, betekent in mijn ogen gedoogsteun aan dit niet meer serieus te nemen en door blokvorming van islamitische landen tot ondergang gedoemde mensenrechtenorgaan. Een hernieuwd lidmaatschap van Nederland lijkt mijn fractie dan ook niet op zijn plaats. Ook op dit punt krijg ik graag een reactie van de minister.

Toenadering tot Arabische Liga

Ik heb begrepen dat Nederland in zijn mensenrechtenbeleid streeft naar nauwere samenwerking met de Arabische Liga. Ook heeft Nederland, samen met een aantal EU-partners, een formele waarnemersstatus aangevraagd bij de Arabische Liga. Graag krijg ik een toelichting van de minister over de stand van zaken op dit punt.

Bovendien wordt er gezocht naar meer samenwerking met het mensenrechtenorgaan van de Arabische Liga. Dit gebeurt volgens de minister allemaal naar aanleiding van nieuw beleid van de Arabische Liga dat zich onder meer uit in de actieve rol die zij in 2011 speelde bij de veroordeling van mensenrechtenschendingen in Libië en Syrië. Dit zogenaamde nieuwe beleid van de Arabische Liga komt niet voort uit een verlicht idee van de Arabische landen over mensenrechten. Hier spelen machtspolitieke overwegingen een rol. De soennitische golfstaten, Saudi-Arabië en Qatar voorop, is er veel aan gelegen om de machtsbalans in de Arabische wereld naar hun hand te zetten. Zij verlenen daarom in de Arabische wereld op allerlei manier steun aan landen of oppositiegroepen als daarmee maar de invloed van het sji’itische Iran de pas kan worden afgesneden of ondergraven, hetgeen ik op zich trouwens niet verkeerd vind.

Het nieuwe mensenrechtenbeleid van de Arabische Liga kan niet los worden gezien van het feit dat Qatar de voorzitter van de Arabische Liga is. Toen in Bahrein, waar een meerderheid van sji’ieten wordt geregeerd door soennieten, demonstranten de straat opgingen en de overheid hen de kop indrukte, hield de regering van Qatar haar mond stijf dicht. Saudi-Arabië was er zelfs als de kippen bij om een leger te sturen om het sji’itische protest in het buurland Bahrein de kop in te drukken.

Het duidelijkste bewijs van het feit dat de Arabische Liga zich totaal niet bekommert om de mensenrechten, bleek toen de Liga generaal Mohammed al-Dabi, voormalig hoofd van de militaire inlichtingendienst van het repressieve regime van Bashir in Sudan, tot hoofd van haar waarnemersmissie in Syrië benoemde. Deze generaal die werkzaam was voor een door het Internationaal Strafhof gezochte leider, had bij voorbaat volkomen incapabel moeten worden geacht voor deze taak. Die missie is dan ook volstrekt geflopt.

Uit het rapport van Amnesty International over de doodstraf in 2011 blijkt dat 9 van 22 leden van de Arabische Liga doodstraffen uitvoeren. In Koeweit is men zelfs op dit moment bezig met het invoeren van de doodstraf voor blasfemie. Het nieuwe respect voor mensenrechten dat er volgens de minister bij de Arabische Liga is, druipt er dus niet bepaald vanaf.

Islam en mensenrechten zijn onverenigbaar. Islam staat voor onderwerping: volledige onderwerping aan Allah, onderwerping aan de sharia, onderwerping van vrouwen aan mannen en onderwerping van niet-moslims aan moslims. Dit manifesteert zich zowel in de geestelijke als in de fysieke jihad. Dat de islam zich absoluut niet verhoudt met universele mensenrechten, blijkt uit het reeds eerder genoemde feit dat islamitische landen geen enkel internationaal mensenrechtenverdrag tekenen zonder daarbij het voorbehoud te maken dat de sharia prevaleert, zodra er sprake is van strijdigheid met de sharia. Islamitische landen verenigd in de Organisatie van Islamitische Samenwerking streven ook binnen de VN hun machtspolitieke agenda na op het vlak van de mensenrechten. Dankzij hun blokvorming is de VN-Mensenrechtenraad gepreoccupeerd met Israël. Het Westen moet vanwege de blokvorming van islamitische landen zelfs alle zeilen bijzetten om blasfemie -- dus blasfemie gericht tegen de islam -- uit het internationale strafrecht te houden.

Toenadering tot de Arabische Liga, ook voor het mensenrechtenbeleid, is dus uit den boze. Nederland heeft niets te zoeken bij deze Liga van repressieve regimes. Mijn voorstel aan de minister is dan ook om de soennitische landen niet te belonen door een formele waarnemerstatus bij de Arabische Liga na te streven. De minister moet voorkomen dat hij het machtspolitieke streven van soennitische staten zoals Saudi-Arabië steun verleent. Hoe gaat de minister voorkomen dat dit het gevolg zal zijn van zijn politiek?

 

Tweede termijn

De minister heeft over de Mensenrechtenraad gezegd: "if you can't beat them, join them", en: krachten bundelen met "like minded" landen om tot resultaten te komen. Waaraan ontleent hij het vertrouwen dat Nederland met "like minded" landen tot voldoende stemgewicht kan komen om wezenlijke verbeteringen in het functioneren van de Mensenrechtenraad tot stand te brengen? Volgens mij gaat de minister dat namelijk niet lukken. In het VN- mensenrechtencomité, de voorloper van de VN-Mensenrechtenraad, is het immers ook niet gelukt. Met het oog hierop overweeg ik een motie in te dienen.

Nederlandse mensenrechtenafdeling

De minister heeft aangegeven dat de mensenrechtenafdeling van het departement zal worden ondergebracht bij de afdeling voor multilateraal beleid en mensenrechten. Dat stelt mij niet echt gerust en ik vraag mij dan ook nog steeds af wat dit betekent voor de toekomst van het Nederlandse mensenrechtenbeleid op het departement. De minister is natuurlijk zelf verantwoordelijk voor de inrichting van zijn departement en het is dan ook niet aan de Kamer om die van tevoren integraal te toetsen. Ik ga het daarom volgen. Ik zal het marginaal toetsen en dan vooral op de vraag of het departementale mensenrechtenbeleid wel voldoende effect heeft. Als het wat mij betreft onvoldoende is, zal ik hierop terugkomen.

EU-actieplan voor godsdienstvrijheid en levensovertuiging

Dan nu het EU-actieplan voor godsdienstvrijheid en levensovertuiging. De minister zegt dat hij zich inzet voor openbaarmaking. Dat waardeer ik. Zal hij dat al in de volgende Raad Buitenlandse Zaken doen? Zo ja, zal hij de Kamer hierover dan in mei schriftelijk berichten? Ik heb een motie voorbereid, maar die zal ik niet indienen.

Toenadering tot Arabische Liga

De minister zei dat hij niet kijkt naar de motivering van de landen van de Arabische Liga om mensenrechtenschendingen van het oude regime van Libië en van het Assad-regime te veroordelen, omdat het hem louter en alleen gaat om wat ze hebben gedaan. Ik kijk daar toch van op, want juist van een minister van Buitenlandse Zaken verwacht ik dat hij oog heeft voor de motieven van landen om een bepaalde actie te ondernemen. De minister moet wat mij betreft alleen dan toenadering tot de Arabische Liga overwegen indien de landen van die Liga voor zichzelf en niet voor hen onwelgevallige regimes van Syrië en Libië laten zien dat ze echt een ander standpunt over mensenrechten huldigen. Ze moeten de mensenrechten met andere woorden dus eerst anders waarderen en voor zichzelf toepassen. Het heeft dus wat mij betreft geen pas dat ze alleen maar om machtspolitieke redenen landen als Libië en Syrië veroordelen voor mensenrechtenschendingen.

Doodstraffen door Palestijnse Autoriteit en Hamas

Nederland ondersteunt verschillende mensenrechtenorganisaties die opkomen voor godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en de rechten van vrouwen in de gebieden waar de Palestijnse Autoriteit het voor het zeggen heeft. Maar volgens de Palestijnse wetgeving kan nog steeds de doodstraf worden opgelegd voor moord, drugshandel en “collaboratie”/ samenwerking met Israël. Zelfs voor het verkopen van onroerend goed aan een inwoner van Israël kan de doodstraf worden opgelegd. Het optimisme van de minister dat er sprake zou zijn van een de facto moratorium op de tenuitvoerlegging van de doodstraf deelt de PVV dan ook niet. Ook Amnesty International heeft het in zijn rapport "Death sentences and executions in 2011" zorgelijk genoemd dat er een toename is van het gebruik van de doodstraf door militaire rechtbanken van de Palestijnse Autoriteit.

In zowel de door de Palestijnse Autoriteit beheerde gebieden in Judea en Samaria als in Gaza is er sprake van een afname van de registraties van het uitvoeren van de doodstraf. Dat zou volgens Amnesty International echter te verklaren kunnen zijn door het steeds moeilijker worden van het monitoren van doodstraffen in deze regio. Twee weken geleden bereikte ons nog het verschrikkelijke nieuws dat Hamas drie personen op gruwelijke wijze heeft geëxecuteerd. Op wat voor wijze heeft Nederland zijn ongenoegen kenbaar gemaakt? Heeft de minister het ook bij de Verenigde Naties aan de orde gesteld en, zo ja, op welke manier dan? Hoe zit het verder met de rechten van de veronderstelde met Israël samenwerkende Palestijnse Arabieren, zowel in Judea en Samaria als in Gaza?

Vrouwen en minderheden de pineut in de Arabische regio

Met betrekking tot de Arabische regio zal ik mij beperken tot twee belangrijke categorieën die de lakmoesproef vormen voor het welslagen van democratie en rechtsstaat. Dat zijn vrouwen en minderheden. De PVV deelt het optimisme van de minister over de mensenrechten in de Arabische landen in transitie niet. In december nog gaf de minister aan ervan overtuigd te zijn dat er geen “islamitische iranisering” in Egypte, Tunesië, en Libië zal plaatsvinden. De PVV is van mening dat dit een ontkenning van de werkelijkheid is. De afgelopen periode is overigens ook voorspeld dat het deze kant op zou gaan, zowel door de door de minister uitgenodigde Nobelprijswinnaar Shirin Ebadi als door een Egyptische rechter. Shirin Ebadi waarschuwde dat landen waar die revolutie is uitgebroken, afstevenen op het doemscenario waar de Iraanse vrouwen al sinds 1979 mee te maken hebben. De Egyptische vrouwelijke rechter voorspelde op haar beurt: als extremistische krachten een grote stem krijgen in het parlement -- en dat is inmiddels gebeurd -- dan bestaat de kans dat een middeleeuwse mentaliteit de overhand krijgt. Zij zullen via wetgeving grote schade toebrengen aan vrouwenrechten. Volgens mij is dat op dit moment werk in uitvoering in Egypte. Wij zien de middeleeuwse mentaliteit hand over hand toenemen in de Arabische wereld. De universaliteit van mensenrechten en de islam zijn in onze ogen aartsvijanden.

Ik geef twee recente voorbeelden. Rachid el Ghannouchi, het hoofd van Ennahda, stelde voor om een vrouwenrechtactiviste op te hangen op het Bashiplein in Tunis, aangezien zij opriep tot een Tunesische wetgeving, gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Veel cruer kan het toch niet worden. Ook het interim-staatshoofd Mustafa Abdel Galil achtte in Tunesië geen verkiezingen nodig om de invoering aan te kondigen van het islamitisch familierecht, inclusief onvoorwaardelijke veelwijverij, onder het motto "wij zijn een islamitisch volk." Met Iran als afschrikwekkend voorbeeld maken wij ons als PVV zeer ernstige zorgen om de grotere rol van de islam in de Arabische wereld en over de daarmee samenhangende marginalisering van de positie van vrouwen en minderheden.