Skip to main content

Algemeen Overleg Arabische regio

Voorzitter,

Laat ik beginnen met het uitspreken van een woord van waardering voor de helderheid, de overzichtelijkheid en de toegankelijkheid van de brief die de Kamer van de minister van Buitenlandse Zaken heeft gekregen over de ontwikkelingen in de Arabische regio. Toch ben ik ook teleurgesteld over de brief. De brief gaat namelijk vooral over het verloop van de zogenaamde democratische transitie in de Arabische regio en de reactie van de regering daarop.

Het beleid van de regering is vooral van een hoog OS-gehalte. En daar blijft het dan ook bij. Ik zou het een eendimensionale brief willen noemen.

In de procedurevergadering van de Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken hebben we besloten om de regering om een brief te verzoeken en om vandaag een debat te organiseren over de Arabische regio. Ik herinner me nog heel goed dat toen ook is besproken dat de commissie behoefte had aan informatie en een debat over de grotere samenhang tussen de gebeurtenissen in de Arabische regio. Ik meen dat het de heer Van Oijk was die daar de meeste woorden aan wijdde. Ik heb hem daarin toen gesteund. Welk beeld de heer Van Ojik had en heeft bij die grotere samenhang, gaat hij ons zo meteen hopelijk zelf vertellen.

Ik had toen zelf in ieder geval de verwachting dat de minister een beeld zou schetsen van de geopolitieke samenhang en van de belangen, niet in de laatste plaats economische belangen, van de spelers in de regio en van de spelers van buiten de regio die acteren in die regio. Verder wilde ik natuurlijk een analyse en een beeld van hoe dat doorwerkt in hun politieke en militaire handelen. En aan die verwachting voldoet de brief van de regering niet! Waarom de brief niet voldoet, zal ik met een voorbeeld verduidelijken.

Iran wordt in zijn inkomsten gehinderd door de boycot tegen dat land. Iran had daarvoor een oplossing gevonden, namelijk de aanleg van een gaspijplijn Iran-Irak-Syrië. Dat gas moest komen uit een gasveld in de Arabische Golf, een gasveld dat Iran deelt met Qatar.

In 2011 tekenden Iran, Irak en Syrië een overeenkomst over de aanleg van die pijplijn. Terwijl in 2011 de laatste hand aan die overeenkomst werd gelegd, ontstond er echter in Syrië – ineens! – verzet tegen het regime van Assad. Het regime reageerde daarop als een stier op een rode lap, helemaal fout natuurlijk.

Het Syrische verzet had en heeft nog steeds een soennitische signatuur en het soennitische Qatar was er dan ook als de kippen bij om het verzet in Syrië snel tot een grote brand uit te laten slaan met als voor Qatar gunstig gevolg: voorlopig geen gaspijplijn Iran-Irak-Syrië. Maar het verhaal gaat nog veel verder, want Qatar en zijn grote buurland en partner Saudi-Arabië voelen zich bedreigd door Iran, waarschijnlijk terecht.

Dat betekent dat het verder opstoken van de strijd in Syrië een goede mogelijkheid is om de sjiitische as Iran-Irak-Syrië-Libanon te verzwakken. En wat zien we dan? We zien dat Qatar en Saudi-Arabië op grote schaal wapens leveren aan strijdgroepen in Syrië. En die leveringen vinden plaats via Turkije. Er waren in de loop van het afgelopen jaar al heel veel aanwijzingen daarvoor en het artikel in de New York Times van 24 maart jongstleden van Chivers en Schmitt toont op overtuigende wijze aan dat met name vanaf het najaar van 2012 de wapenleveringen vooral vanuit Qatar via Turkije exponentieel toenamen.

Het gaat om wapenleveringen waarvan, gelet op de omvang en de route, zeer aannemelijk is dat Turkije daarvan op de hoogte was en is. Volgens het artikel in de New York Times bevestigt Turkije zelfs zenders aan de vrachtwagens die de wapens vanaf Ankara en andere vliegvelden naar Syrië vervoeren.

Met andere woorden: Turkije kan als medeplichtig aan die wapenleveranties worden beschouwd. En dat alles kan Syrië natuurlijk niet zijn ontgaan.

Daarmee kom ik terug bij het najaar van 2012, toen er opeens die grote toename was van het aantal wapenleveranties. Dat was ook de periode waarin opeens de stationering van de Nederlandse Patriot-raketten in Turkije aan de orde kwam. Waarom was dat ook alweer? De informatie die wij kregen, was dat er geruime tijd tevoren een grensincident had plaatsgevonden waarbij een Turks dorp vanuit Syrië was beschoten. Maar daarna is dat niet meer gebeurd!

Er was vanuit Syrië – die reden kwam er volgens de regering ook nog eens bij – een raket afgeschoten die in Noordwest-Syrië en dus niet in Turkije was terechtgekomen. Onze regering vond dat voldoende reden om onze Patriot-raketten voor een jaar in Turkije te stationeren met daaraan het prijskaartje van 42 miljoen euro, te voldoen door de Nederlandse belastingbetaler.

Veel aannemelijker is natuurlijk dat Turkije behoefte had aan bescherming door Patriot-raketten vanwege haar medeplichtigheid aan die wapenleveranties aan de Syrische strijdgroepen, want dat Syrië die tsunami van wapens zou willen keren, wellicht met geweld tegen Turkije, was natuurlijk niet ondenkbaar. Het zou dan ook de conclusie kunnen zijn dat onze Patriot-raketten in Turkije staan, omdat Qatar en Saudi-Arabië, maar vooral Qatar, met Turkije als medeplichtige tegen de sjiitische as een oorlog by proxy voeren in Syrië. Daar zijn we dus mooi ingetuind!

Het was ook Qatar dat ineens een rol ging spelen bij het bestrijden van het regime Kadhafi. En wat stond daar tegenover? Daar stond tegenover dat Qatar een geweldige deal kon sluiten met de opstandelingen in Benghazi over – jawel! – olie die daar kan worden gewonnen. En wij maar denken dat het om democratisering en de rechtsstaat gaat.

Ik gaf een voorbeeld van achterliggende motieven die kunnen verklaren waarom bepaalde dingen in de Arabische regio gebeuren zoals ze zijn gebeurd.

Juist dit soort analyses – er zijn natuurlijk nog veel meer gebeurtenissen die je zo kunt analyseren – en de duiding van dit soort geopolitieke en economische belangen en verbanden zou ik graag van de regering krijgen. Ik vraag de minister daarom of hij bereid is om aan die behoefte tegemoet te komen door de Kamer op korte termijn een brief te sturen waarin juist deze dimensie gelegd wordt bovenop de brief die wij vandaag bespreken.

Voorzitter,

Ik ga nog even in op de inhoud van de brief die ik al heb aangeduid als voornamelijk een ontwikkelingssamenwerkingsbrief. De inhoud van die brief wekt de indruk van een ongekend vertrouwen in de maakbaarheid van de islamitische en Arabische wereld op het punt van democratie en mensenrechten. Ik zal mijn standpunt heel kort toelichten aan de hand van twee landen.

Ik begin met Tunesië. Ik citeer iemand uit dat land: "Demonstraties worden met geweld neergeslagen. Er is censuur en er wordt weer als vanouds gemarteld. De mensen en het gedrag zijn hetzelfde gebleven. Als de mensen niet protesteren zal het nog erger worden dan onder Ben Ali."

Dit wordt gezegd door de Tunesische advocate Radhia Nasraoui die onder Ben Ali een van de weinige advocaten was die de islamisten verdedigden. Ze komt nu van een koude kermis thuis en is geschokt dat Ennadha zich niet houdt aan de beloftes om islam en politiek gescheiden te houden. Voor de PVV is dit natuurlijk alles behalve een verrassing, want de islam is volgens ons gewoon een politieke ideologie.

Dan een voorbeeld uit Egypte. De regering spreekt over compromisloosheid van partijen die in Egypte oppositie voeren tegen de islamitische machthebbers. De Nederlandse regering maakt zich daarmee schuldig aan paternalisme. Ik vind het behoorlijk cru om tegen mensen die onder een islamitisch bewind zuchten, te zeggen wat zij wel of niet moeten doen. De oppositiegroepen in Egypte hebben groot gelijk dat zij niet willen meedoen aan verkiezingen die alleen als vijgenblad dienen om islamitische dictatoriale praktijken te verhullen. Deze mensen hebben aan den lijve ondervonden dat je geen compromissen kunt sluiten met de islam.

Hoe kunnen de EU en Nederland van de oppositie in Egypte eisen dat die compromissen sluit met sharia-invoerders terwijl het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in 2003 nog heeft geoordeeld dat de sharia leidt tot mensenrechtenschendingen en dat een Europees land mag verbieden dat een partij de sharia wil invoeren? In dit geval ging het om Turkije. Hoe kun je op die manier omgaan met mensen in Egypte?