Skip to main content

Algemeen Overleg over samenwerking Defensie EDA/Benelux

Voorzitter. Het wordt nu echt tijd voor een ander geluid, zou ik zeggen, want als we niet overruled willen worden door Beijing, zeg ik tegen mijn buurvrouw, moeten we vooral niet rekenen op Brussel, maar dan moeten we rekenen op Washington. Sterker nog, Brussel is ons Beijing, want daar zit een politbureau, inclusief bureaucratie, dat Europa probeert te overheersen. De PVV wil niet dat Nederland door de Europese bureaucraten wordt overheerst. We zijn dan ook fel tegenstander van dat hele gemeenschappelijk veiligheids- en defensie-beleid van de Europese Unie.

Onze vrees wordt gewoon bewaarheid. Men streeft naar een niet-vrijblijvende, gestructureerde samenwerking op defensiegebied. Eurofielen in Brussel koersen erop aan dat deze uitmondt in een Europees leger. Ik benadruk dat de PVV voorstander is van bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden, zolang deze maar niet leiden tot aantasting van soevereiniteit. Bij de Europese Unie is soevereiniteit op geen enkel terrein in veilige handen, en dus ook niet bij het veiligheids- en defensiebeleid. Dat weet deze minister ook, maar in plaats van dat streven van de Europese Unie en die bureaucraten in Brussel aan te pakken kiest zij voor de weg van de minste weerstand en moeten wij, zo schrijft zij, gewoon ons beeld van het begrip «soevereiniteit» gaan bijstellen. Ik noem een citaat dat mijn buurvrouw ook noemde, want ik vind dat een heel belangrijk punt in het schrijven van de minister: «Internationale samenwerking is namelijk niet vrijblijvend. Wanneer de veiligheidsbelangen van een samenwerkingsverband in het geding zijn, moeten – dat woord beklemtoon ik – deelnemende landen hun bijdrage leveren.» De minister schrijft voorts dat de inzet van Nederlandse militairen en middelen een uitvloeisel kan zijn van eerdere besluiten en dat operationele eenheden ruimte nodig hebben om in voorkomend geval direct te handelen. De consequentie kan en zal, als het aan de Eurofielen ligt, zijn dat de Tweede Kamer straks blanco cheques gaat uitgeven voor Europese samenwerkingsprojecten, waarbij lidstaten verplicht worden à la minute bijdragen te leveren en waaraan bovendien nauwelijks eisen gesteld kunnen worden.

Het Europees Defensie Agentschap, in onze ogen de motor achter het Europees leger in wording, werkt al aan een gedragscode op het terrein van pooling and sharing. Die gedragscode, zo luidt het, vormt een richtsnoer voor de lidstaten om pooling and sharing beter in de nationale plannen en werkwijze te verankeren. De PVV is hier faliekant tegen. Nooit mag het zo zijn dat het Nederlands militair materieel en het Nederlands militair personeel moet worden ingezet in een oorlog, omdat wij in een samenwerkingsverband zitten van pooling and sharing. Nederland moet altijd de uiteindelijke zeggenschap behouden over inzet en specifieke voorwaarden die gesteld kunnen worden aan missies. We vinden het dan ook onbestaanbaar dat NAVO-projecten in EU-verband ongeveer gedupliceerd worden. In plaats van energie en geld te steken in de NAVO-samenwerking, worden EU-instellingen opgericht die daar ongeveer een kopie van zijn, maar die vooral extra geld kosten. Er zijn nu bijvoorbeeld twee dure staven: van de EU en de NAVO, in plaats van enkel de NAVO. Iedere Nederlandse generaal en kolonel die in dat overbodige EU-instituut zit, is er wat ons betreft een te veel.

De Europese NAVO-landen en de Europese Unie vissen op dit moment al in dezelfde militaire vijver. Militaire capaciteit die de EU opslokt, gaat direct ten koste van de militaire inzet binnen de NAVO. De EU-lidstaten hebben een militair samenwerkingsverband gecreëerd zonder dat de Europese regeringsleiders hun defensiebudget hebben verhoogd. Om de defensiegaten te dichten heeft de EU in 2003 bewerkstelligd dat van militaire capaciteit van de NAVO gebruikgemaakt mag worden. Dit probleem is alleen maar nijpender geworden, nu ten gevolge van de economische crisis de defensiebudgetten van bijna alle Europese landen verder slinken. Dat betekent in wezen dat de Verenigde Staten voor een deel de rekening van dit Europees militair initiatief betalen, over freerider-gedrag gesproken. In januari noemde de minister de afname van de steun van Nederlanders voor de NAVO zorgelijk. Zij wees op het unieke karakter van het bondgenootschap en gaf aan dat de NAVO zeer terecht de hoeksteen is van ons veiligheidsbeleid. Ik ben blij met die woorden, maar ik vraag de minister om ook gevolg te geven aan deze kwalificaties, door niet langer in die schizofrene houding te blijven hangen van het willen versterken van de NAVO, en ondertussen vrolijk door te bouwen aan dat duplicerende EU-defensieagentschap. De PVV roept de minister op om ondubbelzinnig te kiezen voor de NAVO. Ik verneem daarop graag een reactie.

Grensoverschrijdende problemen zoals milieurampen, georganiseerde criminaliteit en terrorisme zijn geen nieuwe fenomenen en konden wij altijd zonder een Europees leger aan. Er is volgens de PVV geen enkele reden waarom dit nu niet meer zou kunnen. Nederland moet selectiever zijn bij deelname aan missies in internationaal en dus ook Europees verband, zodat er meer geld overblijft voor missies met een aanmerkelijk Nederlands belang, zoals de beveiliging van de zeescheepvaart. De minister onderkent dat de bezuinigingen een nieuwe impuls hebben gegeven aan internationale militaire samenwerking, maar dat deze in tijden van economische crisis ook een reëel gevaar met zich meebrengen, namelijk dat het ene land opdraait voor de kosten van een ander land, waardoor het enthousiasme voor die samenwerking weer snel zal afnemen. Het valt de PVV op dat de minister deze problemen wel benoemt, maar nog geen begin van een antwoord schetst op de vraag hoe deze ondervangen zullen worden. Wat is het Europees Defensie Agentschap van plan te gaan doen, als een land zoals Spanje of Griekenland zich gecommitteerd heeft aan bepaalde capaciteiten of aanschaf, maar deze niet waar kan maken? De terugtrekking van Portugal uit het helikopterproject NH-90 wegens financiële redenen is hiervan een voorbeeld. Hoe wordt voorkomen dat lidstaten opgezadeld worden met tot mislukking gedoemde monsterprojecten om de capaciteit te vergroten? Hoe ziet de minister op dit aspect de toekomst?

Voorzitter. De minister zei in haar betoog het volgende. Voordat je zo'n Europees samenwerkingsverband op militair gebied aangaat, moet je daar goed over nadenken. Het parlement moet zich goed realiseren wat dit voor de toekomst betekent. Als ik het betoog van de minister goed heb begrepen, betekent het stappen in zo'n samenwerkingsverband een hypotheek op de toekomst. Andere partijen zullen daar immers bepaalde verwachtingen aan ontlenen. Ik denk dat de minister dit terecht opmerkt. Echter, als wij dat doen, moeten wij tegen de andere partijen zeggen: beste vrienden, wij doen dit allemaal met de beste bedoelingen, maar uiteindelijk, als puntje bij paaltje komt, beslissen wij zelf wat wij gaan doen. In mijn ogen zou dat het eind van het verhaal moeten zijn.

Laat ik het relateren aan het EATC. De minister zegt daarover: dat is niet echt meedoen aan een missie, dus het laten vliegen van een vliegtuig naar Mali hoeft niet via een artikel 100-brief. Zo heb ik haar althans begrepen. Ik vind dit een heel kunstmatig onderscheid. Ik denk dat de vijand er net zo over denkt. Wij hebben verder helemaal geen last gehad van die vijand, maar het zou zo kunnen lopen dat die vijand denkt: wacht even, Nederland faciliteert gewoon het Franse optreden; als het vliegtuig de landing inzet op Bamako, zullen wij dat eens even uit de lucht schieten. Dat moeten wij ons realiseren. Dan kan het niet zo zijn dat wij zeggen: wij moeten dat vliegtuig toch ter beschikking stellen omdat wij dat nu eenmaal vijf jaar geleden zo hebben afgesproken. Wij zullen moeten afwegen of wij dat nog steeds willen. Dat is in ieder geval de zienswijze van mijn fractie. In de toekomst wissel ik hierover graag nader van gedachten met de minister.