Skip to main content

Examens in het voortgezet onderwijs.

Vz,

Ook mijn felicitaties aan de nieuwe Minister. Ik wens hem persoonlijk natuurlijk veel plezier in het uitoefenen van zijn belangrijke functie, ook tussen de eerste en de laatste dag, waar het volgens een bekende uitspraak aan schort. Politiek gezien hoop ik wel dat die laatste dag van zijn ministerschap niet te lang op zich laat wachten. Een maand of drie zou mooi zijn, vanuit mijn politieke perspectief.

Wij voeren vandaag het allereerste debat met de debuterende minister van primair- en voortgezet onderwijs. En de eerste daad van onze nieuwe minister is dat hij TEGEN het beleid van zijn voorganger in gaat. Dat belooft wat.
Wij kregen gisteren per brief medegedeeld dat de 'duimregeling' ook in 2022 van kracht zal blijven. Examenkandidaten krijgen dus ook dit jaar de mogelijkheid hebben om één vak niet mee te laten tellen bij het bepalen van de uitslag.
Wij zien ook de noodzaak van verlenging van de duimregeling, maar wij willen toch graag opheldering van de minister hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
In een brief van 17 december jl. stelt de vorige minister dat, en ik citeer: "Een duimregeling is van invloed op de niveaueis voor het eindexamen en daarmee op de diplomawaarde, terwijl -zoals het Lid de Hoop tijdens het vragenuur van 7 december terecht heeft aangegeven- we uit moeten gaan van diploma's met gelijke waarde.'' (einde citaat)

Vz, allereerst moet ons van het hart dat wij helemaal niet uitgaan van diploma's van gelijke waarde. De diploma's die zijn behaald tijdens de coronacrisis zijn nou eenmaal een uitzondering op de regel. Een noodzakelijke uitzondering voor een uitzonderlijke tijd, een soort ‘oorlogsdiploma’. Tegen beter weten in blijven volhouden dat er geen verschil is tussen tijdens deze crisis behaalde diploma's en diploma's die zijn uitgegeven pre-corona, lijkt ons niet verstandig.
Maar om even terug te komen op de uitspraken van de vorige minister ten aanzien van de duimregeling, zien wij een discrepantie tussen wat de nieuwe minister vindt en hoe zijn voorganger en de onderwijssectoren tegen het continueren van deze regeling aankijken. Vanwaar dit verschil? Verwerpt de minister de uitspraken van zijn voorganger met betrekking tot het voortzetten van de duimregeling? En wat heeft de doorslag gegeven om toch door te gaan met deze regeling? Positief hoor dat de minister het advies van VO-Raad negeert, ook dat belooft wat, maar wij willen toch graag uitleg wat hem gedreven heeft deze beslissing te nemen.

Vz, de coronacrisis heeft voor ons eens te meer duidelijk gemaakt hoe belangrijk fysiek onderwijs is, hoe belangrijk klassikaal onderwijs is waarin de leraar niet op afstand staat, hoe belangrijk het is dat de leraar niet als procesbegeleider of als coach aan het werk is, maar als een leraar zoals dat bedoeld is: iemand die in intensief contact staat met zijn leerlingen, iemand die instructie geeft, vragen stelt, evalueert, aanmoedigt en uitdaagt. De coronacrisis heeft daarnaast overduidelijk gemaakt - zie de maatregelen die we nu moeten nemen om het beschadigde kennisniveau van de leerlingen te compenseren door geforceerde maatregelen als de duimregeling - dat fysiek lesgeven, gewoon goed lesgeven, de norm was, is en daarom moet blijven. Betere argumenten TEGEN invoering van zelfontdekkend leren, gepersonaliseerd leren, brede bevoegdheden, de middenschool 2.0, leerpleinen, ''21st century skills" en eigen digitale leerroutes zijn er niet. Dat is wat mij betreft het enige positieve inzicht dat de Corona-ellende ons heeft gebracht.

Vz, alle ervaringen met digitaal onderwijs die helaas noodzakelijk waren door de coronacrisis, zijn toch niet voor niets geweest. We moeten die als verworvenheden zien die we kunnen inzetten voor de thuiszitters. Maar dan benadruk ik, ALLEEN voor de thuiszitters. Laten we daarom zo snel mogelijk overgaan tot fysiek onderwijs en scherp en alert zijn op alle pogingen van onderwijsbestuurders om digitaal onderwijs in te zetten als een goedkope manier van onderwijs of ter compensatie van het lerarentekort, een tekort dat door henzelf is veroorzaakt. In dit kader wil ik ook nog eens aandacht vragen voor het emotionele en psychische leed dat vooral de kwetsbare leerlingen heeft getroffen door het wegvallen van het fysieke onderwijs. Reden te meer dus om fysiek onderwijs in zijn volle omvang en zo snel mogelijk te herstellen.