Skip to main content

PVV wil harde aanpak frauderende ROC’s

De PVV heeft schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van de fraude op het Arnhemse ROC Rijn IJssel. De partij hekelt al langer het bestuursmodel van de ROC's. Onderwijswoordvoerder Harm Beertema wil dat de minister van OCW en de minister van Justitie & Veiligheid samen optrekken om de perverse prikkels in het bestuursmodel onder de loep te nemen. Bovendien vraagt hij opheldering over de rol van een lid van de Raad van Toezicht van Rijn IJssel die ten tijde van de fraude ook hoofdofficier van Justitie in Arnhem was.

Vragen van het lid Beertema (PVV) aan de minister van OCW n.a.v. het artikel in de Volkskrant van zaterdag 2 april 2011 'ROC achtervolgt klokkenluider'.

1. )
Bent u bekend met het artikel in de Volkskrant van 2 april 2011 'ROC achtervolgt klokkenluider'?(*) 

2.)
Wat is het oordeel van de minister als eindverantwoordelijke bewindspersoon over de handelwijze in deze zaak van het toenmalige College van Bestuur en de toenmalige Raad van Toezicht? 

3.)
De betrokken docent stelt dat het ministerie van OCW te weinig enthousiast heeft gereageerd op zijn signalen van fraude, omdat ook daar de opvatting zou heersen dat je niet teveel moest zeuren over moraliteit als het geld betrof dat uit “ Europa” kwam, waar we toch al zoveel aan afdragen. Kan de minister hierop reageren? Zo neen, waarom niet? 

4.)
Heeft naar het oordeel van de minister het gegeven dat het OM in Arnhem toendertijd niet heeft gereageerd op de signalen van de docent, te maken met het gegeven dat de toenmalige hoofdofficier van justitie enkele weken later werd benoemd in de Raad van Toezicht van de ROC? Zo neen, waarom niet? 

5.)
De betrokken hoofdofficier wist vanaf medio 2007 van de ESF-fraude van de school. Hij trad vervolgens af. Kan de minister aangeven of aftreden de enige manier van reageren is die een Raad van Toezicht als instrument heeft bij het toezien op een school? Kan de minister aangeven welke reactie naar haar oordeel adequater was geweest? Zo neen, waarom niet? 

6.)
Kan de minister aangeven waarom het toenmalige College van Bestuur niet om deze ESF-fraude aftrad, maar om een andere reden? Zo neen, waarom niet? 

7.)
Wat is het oordeel van de minister over de pesterijen die onder het huidige College van Bestuur en de huidige Raad van Toezicht tegen deze docent doorgaan?  

8.)
Het bestuursmodel van ROC’s met een College van Bestuur en een Raad van Toezicht ligt naar het oordeel van velen aan de basis van een cultuur waarin kleine en grote fraude, intimidatie van personeelsleden en het zoeken naar perverse prikkels gedijen. Kan de minister hierop reageren vanuit het perspectief van deze zaak? Zo neen, waarom niet?

 

(*) De Volkskrant, 2 april 2011