Skip to main content

Wijziging van enkele onderwijswetten om te voorzien in een brede en duurzame grondslag voor innovatieve experimenten (Innovatieve experimenteerruimte onderwijs)

Voorzitter,
Aanleiding voor dit debat is de wijziging van enkele onderwijswetten om te voorzien in een brede en duurzame grondslag voor innovatieve experimenten. In het hoger onderwijs en het hbo was deze innovatieruimte al enige tijd geregeld. Nu krijgen ook scholen in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs door dit wetsvoorstel meer mogelijkheden tot experimenteren. Met deze innovatieruimte kunnen scholen bijvoorbeeld zomerscholen opzetten, 3-jarigen toelaten en arrangementen ontwikkelen voor kindcentra waarin onderwijs wordt geïntegreerd met zorg of sport.
Ook worden er door deze wijziging experimentele samenwerkingsverbanden tussen scholen en instellingen uit het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs mogelijk gemaakt.

Vz.,
De minister geeft aan dat met dit wetsvoorstel een wettelijk instrumentarium wordt gecreëerd om te komen tot verdere kwaliteitsverbetering van het onderwijs, zodat onderwijsdeelnemers het onderwijs ontvangen dat het beste bij hen past. De PVV-fractie stemt daarmee van harte in. De experimenten bieden de gelegenheid om adequaat en op korte termijn te reageren op veranderende maatschappelijke eisen aan de vorm en kwaliteit van de onderwijs.
Scholen kunnen door deze regeling tijdelijk afwijken van wet- en regelgeving om nieuwe ontwikkelingen te onderzoeken. Er is wel een aantal voorwaarden waaraan de experimenten moeten voldoen. Zo geldt dat afwijking van de wet ten behoeve van een experiment alleen maar bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld en dat de duur van een dergelijk experiment beperkt is. Waar de PVV graag iets meer over zou willen horen, is: wat gaat de minister doen als een experiment zulke goede resultaten toont, dat een permanente status een oplossing kan bieden voor scholen in een gegeven situatie? Kan dat experiment dan een permanente wettelijke status krijgen? Of is de maximale duur van een experiment 'echt' beperkt tot zes jaar?

Vz.,
Complimenten voor het eerste experiment: het vm2-traject, daterend uit 2008. De doorlopende leerlijn beoogt het tegengaan van schooluitval doordat de overstap van vmbo naar mbo naadloos verloopt. Leerlingen blijven hier binnenboord omdat ze in de kleinschalige, bekende omgeving blijven van hun eigen vmbo en verdwalen niet meer in de grote anonieme ROC's, waar vmbo'ers zich nogal eens verloren voelen. Ook de scholen in de krimpregio's kunnen door deze wet zelf voorzien in oplossingen die voor hen en de leerlingen op de juiste maat is toegesneden. De PVV wil wel stevig benadrukken dat niet de ROC's in de plaatselijke samenwerkingsverbanden dominant mogen worden als het gaat om de inrichting van het onderwijs. In de grote ROC's heerst in veel grotere mate het machtsdenken waar we in onderwijsland juist vanaf willen, dan in de vmbo's waar nog veel meer gedacht wordt vanuit onderwijsprincipes. Het kan en mag niet zo zijn dat de ROC's leidend worden.
In dat verband een vraag aan de minister. Waar verloopt de samenwerking goed en waarom verloopt het daar goed? Welke uitgangspositie is belangrijk om vm2-trajecten te laten slagen. Heeft de minister ook voorbeelden van vm2-trajecten die helemaal niet vlot verlopen en waar de samenwerking gefrustreerd wordt?

De PVV-fractie kan zich ook voorstellen dat vm3 en 4-trajecten succesvol zouden kunnen zijn. Hier en daar bestaan ze al. Wat vindt de minister daarvan? Is dat een ontwikkeling die ze wil stimuleren?

Vz.,
De minister heeft het ook over innovatieve experimenten in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Er kan worden gedacht aan zomerscholen of kindcentra met voorzieningen als sportarrangementen, etc. In de stukken wordt ook gesproken over de toelating van driejarigen. Voorzitter, dat kan een nuttig initiatief zijn, maar hoe verhoudt zich zo'n project zich dan tot de vve-programma's voor 2 ½ jarigen? Graag een reactie.
Deze experimenteerwet geldt straks voor het hele onderwijs. De vm2-trajecten, de krimpregio's, zomerscholen en de driejarigen worden expliciet genoemd. Maar zijn er nog meer experimenten gaande of denkbaar, vraag ik aan de minister. En, ik probeer het nog maar een keer, zijn er mogelijkheden om via deze experimenteerwet regelarme scholen aan te wijzen, ook voor een begrensde experimenteerperiode van zes jaar? Graag een reactie.
De bekostiging van experimenten kan volgens de minister worden vormgegeven door op aangepaste wijze de reguliere bekostigingsbepalingen van de desbetreffende sectorwet te benutten. Het wetsvoorstel biedt daarvoor de mogelijkheid. Op dit moment is er geen sprake van het financieel STIMULEREN van het ontwikkelen van innovatieve experimenten. Het is echter WEL mogelijk dat bij het opstarten van een experiment scholen een STARTsubsidie ontvangen. Kan de minister deze 'startsubsidie' nader toelichten? En bovendien aangeven hoeveel budget er beschikbaar is voor deze regeling en hoe lang deze zal lopen.

Dank

Extra: Raad van state heeft geen opmerkingen bij de wetswijziging.