Skip to main content

Notaoverleg governance in het onderwijs

Voorzitter, de checks and balances in het onderwijs deugen niet. Laat ik dat nog eens unverfroren zeggen. Kort gezegd voorzitter, komt het hierop neer. Als we in het onderwijs kiezen voor het besturingsmodel van het particuliere bedrijfsleven, dan kan dat niet werken. In het bedrijfsleven werkt het model van een Raad van Commissarissen, een Raad van Bestuur en een Ondernemingsraad wel, omdat uiteindelijk niet die Raden bepalen waar het bedrijf naar toe gaat, maar de markt. En in het verlengde daarvan: de aandeelhouders. Wordt er geblunderd, draait het bedrijf verlies, verliest het marktaandeel, komt het dividend in gevaar, dan volgen er maatregelen. Zonder de tucht van de markt zou deze vorm van governance tot mislukken gedoemd zijn. Maar die markt is er niet in het onderwijs. En dus is er geen harde tucht die onze bestuurders in toom houdt.

Met de terugtrekking van de overheid uit het onderwijsdomein, is de politiek op afstand komen te staan. Hoe vaak hebben we het hier niet gehoord van de vorige minister en van deze bewindslieden: u kunt wel willen dat we ingrijpen, maar we gaan er niet over. Dus wordt er hier en daar weer eens een beroep gedaan op de sectorraden om zichzelf te reguleren, om weer eens een convenant te sluiten, of om weer eens een mooie code in het leven te roepen. En dat doen al die ex-politici in die gepolitiseerde sectorraden natuurlijk heel gewillig en vooral in mooie bevlogen bewoordingen; dat hebben ze wel geleerd hier in de politiek. En als het echt niet anders kan, dan komt er een wet om de grootste lekken af te dichten. Maar vz, het was, het is en het blijft incidentenpolitiek die wij hier bedrijven, op altijd dezelfde gebieden: te hoge beloningen, misstanden op onroerend goed-posities, een falend examensysteem, het teloorgaan van het civiel effect van diploma's en rechtstreekse diplomafraudes. En de overheid zegt: wij gaan er niet over, want de governance voorziet daar zelf in. En daar waar we wel ingegrepen hebben was dat achteraf, als het kwaad al was geschied. Maar voorzitter, bij alle grote schandalen (Amarantis, BOOR) faalden de governancecodes, de controles van Raden van Toezicht, van interne en externe accountants, van de Onderwijsinspectie en zelfs van het verscherpte toezicht dat de minister in een aantal gevallen had ingesteld. Vooral het falen van opleidingen is ernstig, want daar treffen we al die leerlingen en studenten die net als u en ik ook maar één kans hebben op goed onderwijs. Is dat voorbij? Volgens de sectorraden wel. Die is er alles aan gelegen om ons te laten geloven dat het steeds weer om incidenten ging. Want er gaat ook zoveel goed, zegt de minister dan, ingefluisterd door haar ex-collegabestuurders. De mbo-raad zegt letterlijk: Amarantis was een wake up call, we zijn nu allemaal wakker. Dus overheid, laat ons met rust, want een stapeling van regelgeving verstoort de balans tussen wat de sector zelf kan en dat wat de overheid en de inspectie moeten doen. Amarantis was best wel vervelend, maar het was maar één school waar het mis was, dus overheid, over tot de orde van de dag, en die orde bepalen wij zelf wel. Waar de sectorraden en de minister en de staatssecretaris spreken van incidenten, zelfs toen het over diplomafraude ging, spreken wij van een systeemcrisis, voorzitter. Want het is nog lang niet over. Er is vooral in het MBO geen verbetering waarneembaar. Hoe kan het anders, dat uit het Onderwijsverslag 2012/2013 blijkt dat in het mbo slechts 12% van de opleidingen voldoet aan alle kwaliteitseisen. 88 % van de opleidingen voldoet niet aan de basisnormen. Is dat dan het bewijs dat het allemaal goed gaat? Dat de PVV zich baseert op incidenten? Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook hoe dat komt. Er zijn drie mogelijkheden: of het kwaliteitskader is te complex om de minimumstandaard te halen (vreemd, want ook die kwaliteitskaders worden in de sector zelf ontwikkeld), of de leraren kunnen het massaal niet aan, en ook dat is vreemd want de kwaliteit van de leraren wordt ook bepaald door de sector zelf, of, als laatste optie: er is iets zodanig mis met de governance dat 88 % van het onderwijs onder de maat is. Wat is het goede antwoord, vraag ik aan de minister en in het verlengde daarvan: vindt u ondanks deze schokkende cijfers, dat er slechts hier en daar iets mis is en dat het mbo overall goed onderwijs biedt?

Voorzitter, niet alleen de bestuurders en de toezichthouders is iets te verwijten. Het systeem van 'checks and balances' functioneert volgens de bewindslieden grotendeels zoals beoogd. In verschillende brieven hebben ze gesteld dat de medezeggenschap over het geheel genomen goed is geregeld, maar dat vóóral de medezeggenschapscultuur het verbeterpunt is. De PVV deelt die conclusie, want door alleen een medezeggenschapsraad te FORMEREN kom je niet tot een 'effectief functionerende medezeggenschapsraad'. Er zijn professionele leden nodig en er is een gelijk speelveld nodig tussen de MR-leden en het schoolbestuur. Alleen dan kan de MR de countervailing power worden die zo hard nodig is. Maar er zijn nog altijd colleges van bestuur die zich niet aan de wet houden. De helft van de schoolleiders ziet zichzelf als adviseur van de MR EN als vertegenwoordiger van het bevoegd gezag. De MR heeft vaak moeite om beide rollen van de schoolleider te onderscheiden. Om je taak als MR-lid efficiënt te vervullen moet je over de juiste skills beschikken, je moet de tijd krijgen, voldoende ervaring hebben om beleid te kunnen analyseren, te bedenken en mede uit te voeren. Daar ontbreekt het vaak aan. Wat moeten we hieruit concluderen, vraag ik aan de minister. Hebben we te maken met leraren die om de verkeerde motieven kiezen voor een zetel in de MR? Of laten ze zich te snel intimideren door de managers die een andere taal spreken? Kan de minister daar eens op reflecteren? Hoe kunnen we ouders, leraren en studenten bewegen om volwaardig te participeren, om voluit gebruik te maken van deze Wet die in de grond een prima Wet is? Ik geef de minister dit mee: medezeggenschap vraagt niet om nieuwe regelgeving, maar om naleving van regelgeving. Er is verduidelijking nodig van rechten, plichten en taken. Dat begint bij het informatierecht binnen de mr; om te voorkomen dat bestuurders onduidelijkheid scheppen rond het informatierecht binnen de mr kan een kleine wetswijziging duidelijkheid scheppen: de raad krijgt alle informatie, tenzij er een zwaarwegende reden bestaat dit niet te doen. Graag een reactie van de minister.
Tenslotte, de PVV ziet hier ook een mooie gelegenheid om de rol van de RvT meer gewicht te geven. De RvT zou wat ons betreft een actieve rol moeten spelen om de WMS gestalte geven in de instelling waar zij toezicht houdt. Hoe staat de minister daar tegenover?

Als laatste voorzitter, de minister en staatssecretaris lijken alles uit de kast te trekken om de positie van de bestuurders te verstevigen, maar doen niets om de positie van de leraren te versterken. Met de motie Beertema (33495-23) is geprobeerd om onderwijsteams instemmingsrecht te verlenen op de vormgeving van het onderwijsleerproces. Die motie sluit prachtig aan bij afspraken in het Onderwijsakkoord over professionele ruimte. Door diverse partijen wordt dan ook gepleit voor uitvoering van deze PVV-motie in samenhang met een wettelijke verankering van het professioneel statuut. Graag een reactie van de staatssecretaris.