Skip to main content

Debat over WRR-rapport 'Naar een lerende economie'

Vz.,
Een artikel in NRC over Het WRR-rapport Naar en lerende economie kreeg de titel mee: een revolutionair rapport – en een gapende bureaula.
Die bureaula vz, wordt ook de bestemming van dit mooie rapport, ben ik bang.

Dat is weliswaar niet terecht, want er worden veel belangrijke manco's genoemd die juist heel veel aandacht verdienen, in de eerste plaats aandacht van de politiek. Maar het is juist die politieke dimensie die de samenstellers van het rapport hebben onderschat. Het rapport is breed opgezet, zo breed dat elke mens- en maatschappijbeschouwing er veel in vindt dat pleit voor de eigen zienswijze. En net zoveel dat daar tegen pleit. Ik las ergens dat dit rapport genoeg stof biedt voor wel tien debatten. En juist daar gaat het mis, want dat gaat eenvoudigweg niet gebeuren. Temeer niet omdat de conclusies van het rapport heel verstrekkend zijn. Zoals de vaststelling dat ons poldermodel zijn houdbaarheidsdatum heeft overschreden. De polder haalt flexibiliteit uit de economie, het poldermodel beschermt de status quo en dat zien we terug in bijvoorbeeld het topsectorenbeleid dat juist de winnaars van de economie nog verder versterkt en de nieuwkomers nog minder kansen biedt dan ze al hebben. Het rapport roept op tot revolutionaire maatregelen, zoals de doorbreking van het poldermodel, maar de belangen van gevestigde bedrijven en sectoren die veel baat hebben bij het topsectorenbeleid dat een product is van de polder. Die sectoren laten zich niet zomaar opzij zetten, ook niet door soms heel zinnige conclusies en aanbevelingen die de WRR doet.

Vz, ik ga het rijtje af en begin bij de VVD. De VVD focust, net als wij, op de onderwijsagenda. Dat lijkt ons de beste insteek als je nadenkt over een lerende economie. Maar de VVD, lees ik, wil in het onderwijs zaken gaan veranderen. Alsjeblieft niet, zeggen wij dan. Als het onderwijs ergens door wordt gekenmerkt is het dat de ene na de andere bewindspersoon onderwijsvernieuwingen over het veld uitgiet. Niet doen, zeggen wij, althans niet op de manier die de VVD voor ogen staat. De VVD zegt dat het onderwijs nu zelf bepaalt welke vakken er gegeven worden en wat het aanbod is. Er moet rekening gehouden worden met de wensen van het bedrijfsleven. Aldus de VVD. En dan komt het goed. Mijn vraag aan de VVD-bewindsman is: heeft de VVD daarin gelijk? En hoe komt het dan dat het bedrijfsleven kennelijk zo weinig invloed heeft terwijl ze in alle kenniscentra zitten, in alle examencommissies, in alle edentanks, in alle gremia die zich met onderwijs bezighouden? Wat doen al die mensen daar dan? Wat moet er van de VVD dan nog bijkomen?

Bij de PvdA zien we de onmiddellijke reflex dat we moeten inzetten op duurzame energie. Een eigen Energiewende zoals in Duitsland. Een samensteller van het WRR-rapport noemt het ontplooien van spiksplinternieuwe sectoren 'een problematische notie'. Hij ziet juist de tegenovergestelde beweging en hij geeft het voorbeeld van Océ. Dat maakt kopieerapparaten, maar verkoopt ook steeds meer digitale opslagsystemen. Die beweging zie je overal: bedrijven die van oorsprong apparaten produceerden, maar tegenwoordig vooral diensten verkopen. We zouden ons wat de PVV betreft moeten richten, niet op risicovolle zgn. nieuwe sectoren waar alle andere landen zich ook al op richten, maar op onze eigen sterke sectoren die wij zelf, in eigen land hebben ontwikkeld. Dat zijn de sectoren waarvoor wij goed waren toegerust, waar een sterke behoefte aan was, en waar onze ambitie lag. Niemand in de wereld is zo sterk in de agrisector als wij, onze bloemen, onze tomaten gaan de hele wereld over. Daar hebben we die natuurlijke ontwikkeling gezien van het poten van aardappels tot de high tech agrisector die er nu is. Transport en logistiek, voedsel en de chemiesector. Dat zijn traditioneel onze sterke sectoren. Water en waterbeheer is daar bijgekomen, mede door sturing van de overheid geef ik toe, maar ook omdat het per traditie in ons lage land bij ons hoort. We hebben in die sectoren een geschiedenis, er was een directe lokaal of regionaal belang om dat te ontwikkelen en dat is zo goed gegaan dat juist deze sectoren ons onze welvaart hebben gebracht. De maakindustrie is door de focus op de zgn kenniseconomie, alsof dat eenheden zijn die tegenover elkaar staan, jarenlang verwaarloosd.Maar we kunnen niet zonder de maakimndustrie. Je ziet dat terug in het onderwijs. De oude mts en meao leverde technische vakmensen op met een uitgebreide technische kennis, cognitief, maar ook met uitgebreide vaardigheden. Allemaal mensen die uitstekend in staat waren om nieuwe ontwikkelingen onmiddellijk toe tev passen. Die waren niet smal, maar breed opgeleid. In de huidige ROC's vinden we dat niet meer. Nog steeds gesloopt doordat PvdA het mbo heeft uitgekleed want iedereen moest gekwalificeerd kunnen worden. Het politieke dogma dat we met harder en meer werken de groei nog kunnen stimuleren, is niet realistisch. Deze maand nog zei minister Dijsselbloem van Financiën bij zijn Nassaulezing groeikansen te zien door alle – ook vrijwillige – werklozen aan een baan te helpen. Volgens Van Lieshout is het effect daarvan gering. 'Het programma om al die mensen naar de arbeidsmarkt te krijgen is al voor tachtig procent gerealiseerd. Je kunt wel zeggen: we gaan die laatste bijstandsgerechtigde naar de arbeidsmarkt duwen, AL KAN HIJ/ZIJ ZIJN/HAAR EIGEN NAAM GOED SPELLEN, maar daar heb je weinig aan. Slimmer werken levert meer op.'

en richten we ons niet op een lerende samenleving? Wat – en wie – is daarvoor nodig? De belangrijkste boodschappen uit het WRR-rapport sluiten naadloos aan bij de ambitie van 'Nederland Kennisland'. In 2003, 2006 en 2010 kwam de Kenniseconomie Monitor met als belangrijkste conclusies dat er meer geïnvesteerd moet worden in onderwijs en het opleiden van leraren, de overheid 'slimmer' en efficiënter moet werken – en vooral dat innoveren in de kenniseconomie IEDEREEN aangaat. De laatste jaren is 'Kennisland' zich echter steeds meer gaan richten op SOCIALE innovatie: het vinden van innovatieve aanpakken voor maatschappelijke problemen. Hierbij gaat het niet alleen om nieuwe oplossingen, maar om het scheppen van een socialere en duurzamere samenleving. Dit overstijgt volgens de PVV de wijdverbreide opvatting dat innovatie vooral tot doel heeft de concurrentiepositie te vergroten, waardoor economische groei gecreëerd wordt, wat op zijn beurt leidt tot de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Zeker door de crisis weten we dat SOCIALE innovatie juist ten koste gaat van andere. Het WRR-rapport benadrukt de noodzaak van kenniscirculatie. We moeten kennis die er al IS beter verspreiden en benutten. Maar schiet deze redenering niet tekort? Is beter onderwijs en onderzoek dé manier om beter kennis te circuleren en blijft daarmee kennis niet vooral een aangelegenheid van kennisinstellingen? Wij zijn van mening dat er ook veel waardevolle kennis beschikbaar is bij burgers, gebruikers en professionals. Het is juist DEZE kennis die we nodig hebben om de vraagstukken waar we voor staan aan te pakken. Op tal van punten biedt VOORAL het mbo mogelijkheden om zaken die de WRR aansnijdt, op te pakken. Graag een reactie van de bewindspersonen.

Vz., vaak gaat het debat in Nederland over het verdelen van het inkomen, terwijl het echte vraagstuk gaat om de groei ervan. De ondernemersorganisaties vrezen dat met het voorziene groeitempo van 1 á 1,5 procent de welvaart in Nederland zich op den duur niet meer kan meten met dynamischer regio's in de wereldeconomie. Volgens MKB-Nederland en VNO-NCW analyseert het rapport van de WRR dit vraagstuk goed, maar geeft tegelijkertijd niet voldoende oplossingen. Veel ideeën en mogelijkheden om te verdienen dóór ondernemingen in en buiten Nederland komen onvoldoende aan bod. Best waar zeggen wij, maar waar blijven de inspanningen van VNO en MKB? Als het zo urgent is, waarom staan ze dan niet aan de poorten van de ROC's te rammelen om te helpen? Of werven ze liever in MOELAND? Graag een reactie van de bewindspersonen.

Vz., de raad vindt dat leraren van zowel het basis- als het middelbaar onderwijs universitair geschoold zouden moeten zijn. Op den duur is dat wenselijk behalve als het gaat om technici in het beroepsonderwijs. Maar nu niet want er zijn niet genoeg. Wat we wel moeten inzetten is de statusverhoging van de leraar zodat er kwalitatiefs goede ambitieuze mensen kiezen voor onderwijs. We moeten the best and the brightest hebben, maar dan moet wel het eigenaarschap van het vak teruggebracht worden naar de leraar i.p.v. de manager en de bestuurder. Het kabinet onderschrijft wel het belang van levenslang leren, waarop de WRR de aandacht vestigt. Om zich te kunnen aanpassen aan de veranderende eisen van de economie, moeten werknemers zich constant blijven bijscholen, schrijft de raad. De minister in de kabinetsreactie zegt dat ze zich als onderzoeker met deze problematiek al in de jaren negentig bezighield en dat het sindsdien "op sommige onderdelen slechter is geworden". "In het hoger onderwijs is het aantal deeltijdstudenten de afgelopen tijd sterk afgenomen." Dus ook daar hebben we veel betere leraren nodig die zelf keuzes maken in plaats van binnen de lijntjes van managers proberen te blijven.

Vz., als we kijken naar het bedrijfsleven in Nederland: met individuele subsidies is een 'verzorgingsstaat voor ondernemingen' gecreëerd, stelt Peter van Lieshout, lid van de WRR. Het heeft volgens Van Lieshout weinig zin nieuwe sectoren te stimuleren. Zo komt 'Brainport Eindhoven' niet eens voor in de top 20 van high tech regio's, merkte hij bij de presentatie van het WRR-rapport op. De regio zou ook zijn energie moeten steken in varkensexport. Daarin is ze wel nummer één ter wereld in. Brabant kan over twintig jaar de grote exporteur van kunstvlees te zijn. Ze kennen de markt daar namelijk als geen ander. Vz., uit een peiling onder economen bleek dat 7 van de 10 economen vinden dat het topsectorenbeleid weer op de schop moet. Belangrijke punten van kritiek zijn dat het systeem teveel gericht is op de huidige winnaars en te weinig toegankelijk voor outsiders. De meeste innovaties komen echter van onderop, van start-ups. Startende bedrijven komen echter moeilijk van de grond, omdat zij lastig kredieten verkrijgen, en te maken hebben met een veelheid aan regels en lastenverzwaringen. Onze vraag aan de minister is of hij kan aangeven hoe hij deze tekortkomingen in het systeem gaat repareren? Graag een reactie van de bewindspersonen.

Vz., de overheid neemt het voortouw omdat de markt en het bedrijfsleven niet worden vertrouwd kennelijk. De overheid weet het beter. Waarom dan niet meteen een planeconomie gebaseerd op vijfjarenplannen. Je kunt de economie en de wetenschap niet sturen als overheid. Het enige wat je kunt is basisvoorwaarden scheppen, zoals degelijk onderwijs dat mensen aflevert die echt kwaliteit hebben, op alle niveaus, ook in het mbo waar de maakindustrie van afhankelijk is. Een toekomstfonds zoals de Noren dat hebben waar alle oliebaten in worden ondergebracht, is helemaal niet nodig. Zeker niet als we het onderwijs laten doorrommelen zoals nu. Eerst en vooral terug naar een stevige onderwijsbasis, goede leraren, de juiste eindtermen, onafhankelijke examens, civiel effect, toegankelijkheid ook voor lagere inkomensgroepen want daar zit veel talent. Dat is het abc van het onderwijs, de rest is dure ballast die we overboord moeten gooien. Sobere huisvesting, sobere Governance, het primaire proces voorop. Wat doet Pechtold: nog meer bestuurlijke drukte, prachtbaan voor D66'er als Commissaris, naast de minister en de stas, boven de Onderwijsraad, boven de koepels, boven de kenniscentra, onbegrijpelijk. Alleen maar meer i.p.v. minder drukte.
Kortom vz., hoewel het WRR-rapport doorspekt is van academische nuance en politieke fijngevoeligheid, is de boodschap helder: het huidige topsectorenbeleid, reeds tien jaar geleden ingezet onder Balkenende II met het innovatieplatform, mist elke grond. Met dit rapport hoopt de WRR het economisch beleid blijvend te veranderen. Het topsectorenbeleid moet op de schop, en kennisontwikkeling in brede zin moet centraal staan.