Skip to main content

Debat over de werkdruk in het basisonderwijs

Voorzitter,

80% van de basisschoolleraren werkt structureel over en er is veel burn-out onder leraren. Niet alleen blijkt dit uit het onderzoek van de NOS, ook de beroepsorganisaties bevestigen het beeld van een onverantwoord grote werkdruk in het basisonderwijs. Dat beeld dateert niet van gisteren vz. Al jaren is er sprake van een frustrerend grote administratieve last die veel te veel kostbare onderwijstijd opslokt. Een leraar die administreert, is er niet voor zijn of haar leerlingen. Zo simpel is dat.

Vz, intussen is ons als Kamer, als controleur van de regering en daarmee als controleur van de ambtelijke diensten die ons onderwijsbeleid uitvoeren, zoals de onderwijsinspectie, intussen is ons duidelijk dat de administratieve druk NIET wordt veroorzaakt door een overmaat aan eisen die de inspectie stelt. Maar veel managers en bestuurders in het onderwijs doen dat nog wel steeds voorkomen naar hun leraren. “Het moet van de inspectie”. “Als we dit of dat niet aanleveren, worden we gekort, dus kom op met die groei-analyses en groepsplannen”.

Vz, de scholen zelf, de eigen managers, directies en bestuurders, het gebrek aan vertrouwen dat zij kennelijk hebben in de professionaliteit van hun eigen leraren, de overmaat aan controledwang die zij kennelijk voelen als het gaat om hun eigen uitvoeringsketen, dat is de kwalijke bron van het kwaad dat administratieve last heet. En niet te vergeten de samenwerkingsverbanden als het om passend onderwijs gaat. Ik vind dat de inspectie, binnen de mogelijkheden die zij heeft, heel goed werk heeft geleverd bij het duidelijk maken wat wel en wat niet verplicht is. Webinars NB, twitterende inspecteurs, congressen. Ze doet dat creatief en ze doet dat consequent. MAAR vz, de inspectie communiceert met bestuurders, directies en andere leidinggevenden. DIE zouden het nu toch wel moeten weten. Maar wat gebeurt er daarna met al die informatie van de inspectie? En daar stuiten we op een taai ongerief in het onderwijs, de ontzettend slechte interne communicatie. Bestuurders en managers zijn druk druk druk met de congressen en de webinars, maar vervolgens stokt de informatie al aan de top. Dat, gecombineerd met matig functionerende medezeggenschapsraden, die heel veel kunnen en mogen, maar daar veel te weinig gebruik van maken, dat is er de oorzaak van dat dit taaie ongerief van administratieve last maar blijft doorwoekeren. Vz, ik vind dat de staatssecretaris met de hele waaier aan initiatieven vanuit het ministerie heeft gedaan en nog steeds doet wat we van hem kunnen verlangen: de afspraken gemaakt in het Nationaal Onderwijsakkoord, de regeldrukagenda, de operatie Regels Ruimen, een website, een actieve inspectie. Iedereen die zegt dat de staatssecretaris nog meer zou moeten doen als het gaat om de grote lijn van het terugbrengen van de regeldruk, zit er echt naast.

Maar al ligt het probleem niet bij de overheid en wel bij de scholen zelf, aan het einde van de dag is de stas wel verantwoordelijk, ook voor de slecht communicerende directies en bestuurders. Mijn voorstel zou zijn om naast het informeren van de directies, ook een brochure te sturen, met een duidelijke uitleg, naar alle MR’en, als dat al niet gebeurd is, en zelfs naar de huisadressen van alle basisschoolleraren. Op die manier weten we zeker dat iedereen is geïnformeerd en pas dan kan er een kritisch gesprek op gang komen tussen leraren en MR’en en directies. Niet mooi, want daarmee neemt de stas een kerntaak van de directies uit handen, maar als die het laten liggen zoals ze dat doen, dan moet dat maar een keer. Graag een reactie van de stas.

Vz, tenslotte. Op detailniveau kan er natuurlijk nog wel het eea gebeuren. De SP vroeg bijvoorbeeld om gestandaardiseerde formulieren in de samenwerkingsverbanden. Ik vind dat een goed idee. Maar volgens de staatssecretaris kan dat niet, omdat de samenwerkingsverbanden zelf de ruimte hebben gekregen om hun eigen processen in te richten. Dat mag zo zijn, maar als die ruimte zo groot is dat het niet eens meer mogelijk is om dezelfde formulieren te ontwerpen voor dezelfde soort kinderen, met dezelfde soort hulpvragen, is mijn vraag waartoe die vrije ruimte dan dient? Wat is er de toegevoegde waarde van dat elk samenwerkingsverband op eigen gelegenheid het wiel uitvindt, eigen processen ontwikkelt die ook nog eens niet aansluiten op elkaar? Dan maar wat minder vrije invulling zou ik zeggen. Graag een reactie van de stas.

Tweede termijn

Vz, ik dank de stas voor zijn uitgebreide beantwoording van onze vragen. Nog één ding.

Werkdruk, de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep en het lerarentekort zijn de echt urgente problemen die de onderwijsagenda gaan beheersen. En ze hangen nauw met elkaar samen.

De aantrekkelijkheid van het beroep zou er flink op vooruitgaan als de laagste salarisschaal LA zou verdwijnen. Die schaal bestaat alleen in het basisonderwijs, niet in het voorgezet onderwijs. En dat is niet te rechtvaardigen vz, omdat voor beide onderwijssoorten een hbo-opleiding is vereist en voor beide soorten scholen ongeveer dezelfde zware competenties.

Daarom de volgende motie:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel leraren in het basisonderwijs als tweedegraadsleraren in het voortgezet onderwijs, behoudens uitzonderingen, een hbo-opleiding hebben afgerond,

constaterende dat voor beide onderwijssoorten gelijksoortige competenties worden vereist,

constaterende dat uit onderzoek is gebleken dat de groei van de uitgaven per leerling (1,9 % jaarlijks, tussen 1998 en 2012) wél heeft geresulteerd in een forse groei van niet-onderwijzend personeel, maar níet in kleinere klassen, meer leraren of hogere salarissen,

verzoekt de regering om een halt toe te roepen aan de groei van personeel dat niet werkzaam is in het primaire proces van het onderwijs in po, vo en ho, dit aantal niet-onderwijsgevende personeelsleden te verminderen en de vrijgekomen middelen aan te wenden om de laagste salarisschaal voor basisschoolleraren LA af te schaffen, zodat zij voortaan net als tweedegraadsdocenten in de LB-loonschaal vallen

en gaat over tot de orde van de dag.

ik teken hier uitdrukkelijk bij aan dat conciërges en klassenassisten bij het primaire proces horen.