Skip to main content

Nota-overleg Passend Onderwijs

Vz,

Als het gaat om Passend Onderwijs, dan komen we van ver. In de politiek is het geheugen kort, moet ik vaker concluderen. We hebben als politici de neiging om hijgerig te zijn, om systeemfouten met gebalde vuisten tegemoet te treden en zo snel mogelijk aan te sturen op een rigoureus ander systeem. Alles moet anders, in plaats van een bedachtzame evaluatie van wat verkeerd gaat en de onvolkomenheden met kleine stapjes te verbeteren.
Juist als het gaat om Passend Onderwijs, wil ik benadrukken dat het in onze overleggen met elkaar en de minister niet zozeer gaat om een botsing van politieke wereldbeelden. Het gaat hier om kinderen die in meer of mindere mate afwijken van de standaard, laat ik het zo zeggen, maar van wie we allemaal, stuk voor stuk, de talenten willen ontwikkelen; van welke politieke denominatie we ook komen.

Vz, ik vind het belangrijk om uit één van mijn eigen spreekteksten te citeren over Passend Onderwijs uit 2012. Ik citeer:
“TNO, de SER, het CPB, allemaal hebben ze onderzoek gedaan naar deze explosieve groei. En de conclusies liegen er niet om. In 2003 gingen er 55.000 kinderen naar het speciaal onderwijs, in 2010 waren dat er 69.000. In 2003 waren er daarnaast 11.005 kinderen met leerlinggebonden financiering, het rugzakje; in 2010 waren dat er 39.385.
Als leraar, als ouder en als burger moet je je dan afvragen: wat is er gebeurd in die jaren tussen 2003 en 2010? Wat is er gebeurd met onze kinderen? Ik kan u vertellen: niet zo heel veel! Onze kinderen zijn ongeveer dezelfde kinderen als in 2003. Het verschil zit hem in het onderwijssysteem waarin verkeerde prikkels zitten ingebouwd.
Er is niet één oorzaak aan te wijzen van de groei-explosie. Het gaat om een complex van factoren die tot die groei geleid hebben:
De orthopedagogiek en de psychologie hebben hun diagnostiek oneindig verfijnd en claimen daarmee de herkenning van afwijkingen van het gemiddelde te hebben verbeterd; ik ben geen deskundige op dat terrein, maar ik zou nieuwsgierig zijn naar wetenschappelijke zelfreflectie in die sectoren; reflectie op wetenschappelijke nut en maatschappelijke noodzaak van deze fijnmazige diagnostiek. Waar is het beetje vreemde jongetje gebleven dat elke klas wel had; of het verlegen, teruggetrokken meisje, maar dan zonder label, zonder etiket? Kinderen met wie het uiteindelijk goed kon gaan, zonder dat ze uitgebreid werden gediagnosticeerd, gelabeld, geëtiketteerd, zonder handelingsplan?
De kosten voor extra ondersteuning zijn met deze ontwikkeling met circa een half miljard euro toegenomen. En het is niet te achterhalen waaraan die rugzakgelden zijn besteed. Sta daar even bij stil: het is niet te achterhalen waar die gelden aan zijn besteed. En dus ook niet of ze tot het gewenste resultaat hebben geleid. Deze gelden hebben schipbreuk geleden op de rotsen van de goede bedoelingen. Goede bedoelingen en mooie voornemens worden zo wel erg duur.
Nog een getal uit het onderzoek Zicht op zorggelden: de totale uitgaven voor de Leerlinggebonden financiering en de Expertsisegelden; in 2003 rond 800 miljoen, in 2009 ruim 1,6 miljard.” Einde citaat.
Daarom vz, moest er iets gebeuren. Daarom hebben we Passend Onderwijs ingericht.
Als we nu vaststellen dat 85% van de kinderen goed terechtkomt via het PO, maar 15 % niet, dan gaat het niet goed. En daarom zitten we vandaag hier om over de voortgang te spreken.
De minister legt in zijn brief goed uit wat de knelpunten in de oude systematiek waren, en wat de doelen van het passend onderwijs waren ten tijde van de invoering.
Eén van de belangrijkste redenen voor mij om indertijd akkoord te gaan met het passend onderwijs was de zorgplicht voor scholen. Het aantal thuiszitters toen was groot, veel te groot zelfs.
Maar helaas zien we nu dat het aantal bekende thuiszitters 4215 is, maar dat getal is zelfs nog geflatteerd, want het chronische ziekteverzuim en de leerlingen met een ontheffing van de leerplicht zijn daarin niet meegerekend.
En dat is direct mijn eerste vraag aan de minister: hoeveel thuiszittende leerlingen moeten we bij dat getal van 4215 optellen? We MOETEN namelijk inzicht hebben in het aantal thuiszitters, want thuiszitters voorzitter, is een schandvlek van het Nederlandse onderwijs. De Onderwijsraad kan wel stellen dat het succes van passend onderwijs niet moeten worden afgemeten van het aantal thuiszitters, maar dát zou het juist wél moeten zijn. Juist het aantal thuiszitters is een indicatie of een systeem wel of niet functioneert.

De probleemanalyse in 5 thema’s die de minister ons voorlegt, onderschrijven we in grote lijnen. Vooral het eerste thema dat de minister benoemt, passend onderwijs gaat te weinig over ondersteuning van leraren en leerlingen en is vooral een bestuurlijk construct, is ons uit het hart gegrepen. Als het gaat om het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband, had het best mooi kunnen zijn. Het was de bedoeling van die systematiek dat schoolleiding en leraren en andere medewerkers een open gesprek zouden aangaan wat zij als onderwijsgemeenschap aan kunnen en wat zij daarvoor nodig hebben. Vaak is dat goed gegaan maar heel vaak ook niet. En dan spreken we nog maar over het schoolniveau. Dan moeten we het nog hebben over de manier waarop die scholen vervolgens gaan samenwerken binnen die samenwerkingsverbanden.
Wat we daar constateren is dat, en helaas is dat symptomatisch voor het onderwijs, we moeten constateren dat bestuurders, die ver afstaan van de klassenvloer en van hun eigen leraren, besturen optuigen die zich kenmerken door logheid, bureaucratie en conflicterende belangen waar ouders tegen een muur van onbegrip botsen. In het RTG van vorige week hadden we de gelegenheid om twee bestuurders van samenwerkingsverbanden te horen. Ik ben daarvan geschrokken. Dat we anno 2018 nog steeds bestuurders hebben op sleutelposities die op zo’n defaitistische, laconieke wijze kijken naar de werkelijkheid waarin ouders verdwalen, maar die zij zelf hebben ingericht, vind ik een tekortkoming van zeer ernstige aard. De uitspraak van één van hen, ik parafraseer, dat het ook wel eens wat aandacht mag krijgen dat ik wel drie ouders in de week te woord moet staan die de weg niet meer weten. Ja hallo, daar ben je toch voor, denk ik dan. Maar vooral de laconieke uitspraak dat nul thuiszitters natuurlijk niet mogelijk is, wat op mij overkwam dat het streven naar nul thuiszitters net zo’n onmogelijk streven is als altijd mooi weer, die uitspraak heeft mij diep geraakt. Wat de achtergrond van een kind ook is, nul thuiszitters hoort geen onmogelijk ideaal te zijn, maar een streven dat gewoon gerealiseerd moet worden in een samenleving die leerplicht heeft ingevoerd en steeds vaker spreekt over leerrecht.

De oplossingsrichting die de minister in zijn brief aangeeft, onderschrijven we in grote lijnen. Maar wat wij missen, zijn twee dingen.

De conflicterende belangen en dubbele petten die de aangesloten schoolbestuurders hebben in de samenwerkingsverbanden, kunnen we naar ons inzicht alleen maar oplossen door de autonomie van de samenwerkingsverbanden te versterken. Zij moeten zich niet meer laten ringeloren door de machtigste aangesloten partner maar in zelfstandigheid en in onderlinge solidariteit kunnen opereren.
Wij leggen aan de minister voor om de samenwerkingsverbanden te laten opereren onder de vlag van een landelijke autoriteit Passend Onderwijs, die onafhankelijk opereert en waar bezwaarprocedures en een ombudsfunctie optimaal geregeld zijn. Op die manier concentreren we kennis, kunde, bezwaarprocedure en ombudsfunctie. Graag leggen we aan de minister voor of hij daar een werkbaar model in ziet.

In de tweede plaats zien wij grote nadelen in de decentralisatie van de toegangssystematiek. Het kan niet zo zijn dat een kind in Appingedam op een andere manier verwezen wordt dan een kind in Middelburg. We begrijpen het ook niet. Waarom krijgt een kind in Groningen met ADHD een ander zorgpakket toegewezen dan een kind in Limburg met hetzelfde spectrum. Dat leidt tot willekeur en onbegrip. Wij pleiten daarom voor uniforme criteria; dat is wat ons betreft op geen enkele manier een bedreiging voor de vrijheid van onderwijs die wij nooit zouden willen aantasten. Maar de gehele toegangssystematiek moet uniform worden voorzitter. Graag een reactie van de minister hierop.

Voorzitter, in tegenstelling tot wat enkele collega’s vinden, hoeft het systeem dus niet helemaal op de schop. Zeker niet voor 2020. Dat is simpelweg onbegonnen werk en absoluut niet in het belang van de ouders en kinderen. En we moeten ons als politiek niet laten verleiden tot hap-snap-beleid. Wij moeten voorlopig dit systeem houden, maar wel werken aan oplossingen: minder decentralisatie, geen gedecentraliseerde toegangssystematiek, maar landelijke uniformiteit met een doorzettingsmacht van een ombudsman. Dát, en een veel grotere autonomie van de SWV’en, bijvoorbeeld door het inrichten van een landelijke autoriteit. Er moet in ieder geval iets gebeuren, maar binnen de kaders van het huidige systeem. De verschillen tussen de samenwerkingsverbanden zijn nu te groot. Ze beschikken over teveel vrijheid en dit zorgt alleen maar voor onduidelijkheid. Dat moet veranderen voorzitter. Uniformiteit, autonomie en doorzettingsmacht scheppen de noodzakelijke duidelijkheid, maar ook rust. En daar is dringend behoefte aan. Een overzichtelijk veld waar ouders weten waar ze terecht kunnen.