Skip to main content

AO VMBO Maastricht

Het rapport van de Inspectie van het Onderwijs is afgerond en de bevindingen liegen er niet om. De scholenkoepel LVO heeft ernstig gefaald. Vijf van de elf onderzochte scholen van LVO presteren ondermaats, waarbij VMBO Maastricht, die de beerput van het LVO opende, de meest zwakke is. Had dit debacle voorkomen kunnen worden? Wij denken van wel voorzitter.
Wij hebben het afgelopen zomer al uitvoerig gehad over het bestuurlijk falen van alledrie de lagen in het governancemodel waar het onderwijs ooit voor gekozen heeft: de Raad van Toezicht, het College van Bestuur en de schoolleiding. Het rapport van de Inspectie is dan ook een bevestiging van wat wij afgelopen zomer ook al constateerden. Het bestuur delegeerde te veel verantwoordelijkheden richting andere lagen van de organisatie, zonder dat er van een adequate terugkoppeling sprake was. Het bestuur, onder leiding van de PvdA-senator Postema, informeerde de RvT niet of nauwelijks, waardoor die onvoldoende in staat was zijn primaire taak uit te voeren. Van een controlefunctie was dan ook amper sprake.

Iedereen werkte langs elkaar heen en handelde op eigen houtje. Problemen werden niet gesignaleerd en logischerwijs ook niet opgelost. Met wederom een examendebacle tot gevolg dat voor onnodig veel stress voor leerlingen en ouders heeft geleid, maar erger nog, wat leidde tot een examenramp van een omvang zoals we nog niet gezien hebben. En daarmee tot een crisis in één van de fundamenten van ons onderwijs: het civiel effect van onze diploma’s; de erkenning van de eenduidige waarde van onze diploma’s. Wij vragen ons af waarom de RvT geen enkel initiatief heeft getoond om toch datgene te doen waar hij voor is aangesteld? Het is toch waarachtig niet teveel gevraagd dat Raden van Toezicht, bij het uitblijven van informatie, zelf op zoek gaan naar de ontbrekende informatie zodat ze hun kerntaak niet verwaarlozen. Kan de minister hier nogmaals duidelijk maken wat de rol van Raden van Toezicht is en wat hier specifiek is misgegaan? Is de branchecode voor goed bestuur nageleefd? Speelt die wettelijke branchecode sowieso nog een rol of is die nu al verworden tot een dode letter? Ik herinner de minister eraan dat we in het verleden vele debatten hebben gevoerd over de eisen die we mogen stellen aan een RvT. Wat is er met alle aanbevelingen gedaan?

Vz, een gevoel van diepe frustratie maakt zich meester van de PVV-fractie; het drama in Maastricht staat namelijk niet op zichzelf. Na de examenfraude van Inholland in 2010 en de islamitische school Ibn Ghaldoun in 2013, zijn we weer geconfronteerd met een heuse examenramp.
Er zijn nog tal van voorbeelden te noemen zoals afgelopen zomer aan de VO Haaglanden, waar leerlingen hun herexamen mochten aanpassen.
En iedere keer staan wij weer hier verontwaardigd onze parlementaire taak te vervullen, maar er verandert niets en het gebeurt gewoon iedere keer weer. Deelt de minister dit gevoel en kan hij kort reflecteren, niet op deze nieuwe ramp die ons overkwam, maar op de systeemfout in de governance die tot deze aanhoudende ellende leidt?

Ik heb zo mijn ideeën, voorzitter. Wat ons onderwijs nodig heeft, is een minister die daadkrachtig te werk gaat en niet het initiatief laat aan de incestueuze onderwijspolder waar iedereen kent, waar de ene incompetente bestuurder de volgende benoemt, vaak verbonden aan de zelfverklaarde ‘onderwijspartijen’. Waar een voorzitter een groot ROC ten onder laat gaan om vervolgens als interimbestuurder op te duiken op een volgende ROC, binnengedragen door het old boys and girls-netwerk dat allesbepalend is in onderwijsland.
Ik vraag de minister dan ook via de voorzitter: hoe lang houden wij deze status quo nog in stand? De onderwijspolder beschikt duidelijk over onvoldoende bestuurlijke integriteit en ook nog eens over te weinig zelfreinigend vermogen. Een slechte combinatie.

Vz, de enige manier om dit soort debacles te voorkomen, is het organiseren van concurrentie.
Als ouders een keuze hebben, zullen zij er alles aan doen om hun kind naar de beste school te sturen. In een omgeving waar slechts één onderwijsaanbieder is, zoals in Maastricht het geval is, is het onvermijdelijk dat de kwaliteit verloren gaat. Grootschaligheid van onderwijs is echt uit den boze: te veel geld naar de top, bestuurskantoren op afstand, geen affiniteit met het veld, verloedering van de kwaliteit. Het opheffen van de fusietoets is een krankzinnige fout geweest, waar de PVV zich vrijwel als enige partij scherp tegen verzet heeft.
Het is eerder regel dan uitzondering dat na een fusie de kwaliteit achteruit gaat. Al die gigantische koepels zijn simpelweg niet in staat om er een gedegen interne controle op na te houden. RvT’s houden geen toezicht en besturen kunnen ongestoord doen en laten wat ze zelf willen want er is niemand aan wie zij verantwoording afleggen. Onderwijs KAN niet bestuurd worden met het governancemodel dat uit het bedrijfsleven komt. Het werkt in het bedrijfsleven WEL, omdat daar iets heerst wat NIET heerst in de publieke sector. Dat is de tucht van de markt, de hete adem van de aandeelhouder. Het onderwijs kent geen markt. De geleding “ouders” komt daar nog het dichtste bij, maar als de overheid niet tegenhoudt dat er een monopolie ontstaat, dan zijn de ouders machteloos. In Limburg kunnen ze hooguit uitwijken naar Vlaanderen. En dat is een regelrechte schande, voorzitter.

Wij zullen er dan ook voor pleiten de fusietoets weer in ere te herstellen; iedere voorgenomen fusie moet scherp beoordeeld worden op nut- en noodzaak en als die niet scherp aangetoond kan worden, gaat de fusie niet door. Ik ben voornemens om hier een motie over in te dienen. Als het gaat om het LVO hebben wij al eerder geopperd om de koepel op te knippen, en te verdelen over drie scholen: een openbare en twee bijzondere.
Zo hebben de ouders tenminste wat te kiezen in deze regio. Wij kunnen het niet meer toelaten dat gigantische monopolisten iedere vorm van keuzevrijheid in de weg staan.

Vz, Ik ga afronden. Ten aanzien van de examinering pleiten wij voor de wettelijke verankering van examencommissies. Ook zien wij graag dat het examen een afsluitend karakter krijgt in plaats van een hele rits onsamenhangende toetsen die veelal leiden tot onduidelijkheid bij leerlingen en ouders.