Skip to main content

Algemeen Overleg Vastgoed Defensie

Voorzitter. Ook mijn fractie is het natuurlijk met andere fracties eens dat, als er besparingen zijn te bereiken door efficiënter om te gaan met het vastgoed van Defensie, wij dat zeker moeten nastreven. Het gaat natuurlijk om de manier waarop dit wordt uitgevoerd, en dan rijzen er problemen. Ik wil ingaan op twee daarvan: de KMS Weert en de marinierskazerne in Doorn.

Wat de KMS Weert betreft hebben wij geconstateerd dat de provincie en de gemeente Weert met een businessplan en een soort update daarvan zijn gekomen. In mijn ogen ziet dat er behoorlijk degelijk en deugdelijk uit. Mijn eerste vraag is deze. Als dit plan zou worden uitgevoerd zoals het door de provincie en de gemeente is voorgelegd, is de minister dan met mij van mening dat de bezuinigingsdoelen worden bereikt? Is het idee dat ik daarover heb juist, of ziet de minister dat anders? Als de minister het anders ziet, wil ik daarover graag uitleg hebben.

Een belangrijk onderdeel van het businessplan is natuurlijk de samenvoeging van de officiersopleidingen van de diverse krijgsmachtonderdelen in Weert. De minister heeft daarop gereageerd door te zeggen dat dit niet wenselijk is, om operationele redenen. Wij hebben vervolgens een uitleg gekregen over het gegeven dat de opleidingen van de verschillende krijgsmachtonderdelen zich op verschillende zaken richten. Ik begrijp dan toch niet zo goed waarin dit nu verschilt van de situatie in andere landen, waar de onderofficiersopleidingen wel zijn samengevoegd. In België, bijvoorbeeld, is dat gebeurd, en voor zover ik heb begrepen tot volle tevredenheid. Ik vraag de minister, ons uit te leggen waarom de situatie in Nederland zoveel anders is dat in Nederland onwenselijk is wat in andere landen wel is gedaan. De vermaatschappelijking van de kazerne die ten grondslag ligt aan het businessplan en waarvoor andere Kamerleden hier aan tafel hun sympathie hebben uitgesproken, komt ook mij sympathiek voor. Ik vraag de minister daarom, te proberen mij te overtuigen en heel helder uit te leggen waarom de vermaatschappelijking van de kazerne toch onwenselijk is.

Dan kom ik nu op de marinierskazerne in Doorn. Ik begin met op te merken dat wat de PVV betreft onze bijzondere eenheden, waaronder dus ook het Korps Mariniers, van eminent belang zijn voor onze krijgsmacht. Wij vinden dat dergelijke onderdelen zo goed mogelijk gefaciliteerd moeten worden. Gezien de toekomst van de bedrijfsvoering van het Korps Mariniers – ik heb het dan niet over de komende jaren maar over een langere periode, zeg 30, 40, 50 jaar – begrijp ik heel goed dat het op zichzelf genomen heel aantrekkelijk is om weg te gaan uit Doorn en te starten op een heel nieuwe locatie, waar veel meer ruimte is, waar je als het ware de boel vanaf blanco opnieuw kunt opbouwen en waar je voor de toekomst nog verdere uitbreidingsmogelijkheden hebt. Laat ik dat voorop stellen. Als wij geen financiële problemen hadden, zou ik zeggen: laten wij dat doen. Maar die financiële problemen zijn er wel.

De heer Vuijk wees erop en een aantal Kamerleden zijn bij de gemeente Doorn en bij de marinierskazerne in Doorn op bezoek geweest. Wat ik daar heb gezien stemt niet tot vrolijkheid en ik kan mij heel goed voorstellen dat het renoveren van die locatie geen eenvoudige zaak is, die mogelijk ook tot overlast voor het korps zelf zal leiden. Er is door de gemeente Doorn ook gewezen op hun «nieuwe bod» – zo noem ik maar even; het waren niet hun woorden, maar het zijn mijn woorden – voor nieuwe uitbreidingsmogelijkheden aan twee zijden van het terrein. Ook is gewezen op meer mogelijkheden om in de hoogte te bouwen. Ik wil graag van de minister horen waarom zij zegt dat dit allemaal echt absoluut onvoldoende is. Over de vergelijking tussen Doorn en Vlissingen heeft de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat «Doorn» eigenlijk onvoldoende is onderzocht. Die indruk heb ik ook en ik blijf dan ook bij het standpunt dat er een faire, eerlijke vergelijking moet komen tussen die locaties, juist ook omdat het hoofddoel van de operatie nu eenmaal bezuinigen is.

Wij moeten proberen er financieel zo voordelig mogelijk uit te komen, zo begrijp ik de doelstelling van de minister. De minister heeft ook aangegeven dat voor de beheersing van de financiële risico's bij de verhuizing naar Vlissingen de uitkomst van de public-private comparator essentieel is. Dat weten wij nu allemaal nog niet. Zoals ik het nu inschat, betekent dit dat de PVV-fractie waarschijnlijk niet kan instemmen met de bouw van een marinierskazerne in Zeeland, nu daar nog zoveel financiële risico's aan verbonden zijn. Nieuwbouw blijft veel duurder dan renovatie, en dat oordeel wordt des te zwaarder als ik ook acht sla op het feit dat je, als je zou verhuizen naar Vlissingen, heel wat openbreekt in de maatschappelijke inbedding van die mariniers in de omgeving van Doorn. Ik noem bijvoorbeeld echtgenotes die daar ook een baan of een bedrijf hebben. Dat moet allemaal worden opengebroken, en dat noem ik maar even maatschappelijke schade. Gelet op de maatschappelijke schade die wij moeten teweegbrengen voor het bereiken van financiële resultaten, waarbij moet worden geconstateerd dat de risico's toch wel erg groot zijn, valt wat mijn fractie betreft het oordeel op dit moment nog niet uit ten gunste van de plannen van de minister.

Voorzitter. Eerst iets over Weert. Ik begrijp de reactie van de minister aldus: de school zou met bepaalde aanpassingen in Weert kunnen blijven, maar ik kies daar niet voor, omdat ik nu eenmaal al duidelijkheid heb geschapen; daar blijf ik bij. In mijn ogen is dat geen bevredigende uitkomst, maar ook ik constateer dat een Kamermeerderheid de minister steunt op dit punt. Ik blijf bij mijn standpunt dat de minister ook duidelijkheid kan scheppen door alsnog in te stemmen met de school in Weert, met inachtneming van de mutaties die daarvoor nodig zouden zijn. De minister wil dat niet. Dat is een politieke keuze. Ik betreur die. Wat betreft de marinierskazerne houd ik alles overziende zorgen over de financiële onzekerheden. Het jeukende gevoel dat de cijfers zijn gemas-seerd om tot een positief plaatje te komen, is niet weg. Ik ben wel blij met de toezegging van de minister dat zij de Kamer nauwkeurig zal blijven informeren over de verdere gang van zaken, met name over de public-private comparator. Ik begrijp de minister zodanig – als dat niet klopt, hoor ik het wel – dat we wat er ook uitkomt doorgaan met de verplaatsing van de marinierskazerne naar Vlissingen.