Skip to main content

Inbreng debat onderzoek besluitvorming inval Irak

Vergadering: Plenair debat onderzoek besluitvorming inval Irak
Woordvoerder: Raymond de Roon
Datum: 4 februari 2009

Eerste Termijn

Voorzitter,

De minister-president heeft, zoals dat heet “met lange tanden”, zijn verzet tegen een onderzoek inzake de besluitvorming rond de inval in Irak opgegeven. Van harte ging dat bepaald niet. De hardnekkigheid van zijn verzet daartegen gaf te denken. Wil de minister-president uitleggen waarom het al die jaren voor hem zo’n halszaak was, dat er geen onderzoek zou moeten komen? Wil  de minister-president daarbij in het bijzonder ook ingaan op de aantijgingen, dat hij (toen de PvdA nog voorstander was van een onderzoek) vreesde dat de PvdA maar een ding wilde: “rotzooi maken tegen het kabinet”. En dat hij, minister-president Balkenende, toen de PvdA eenmaal deel uitmaakte van de coalitie, dergelijke rotzooi met de PvdA al helemaal niet wilde. Graag een duidelijke reactie van de minister-president. Maar daar bij dat grondig verzet van de minister-president tegen een onderzoek, bleef het niet. Zijn beantwoording van vragen, gesteld door leden van de Eerste Kamer, werd gekwalificeerd als een “tibetaans gebedsmolentje”. Werd onbevredigend geoordeeld. In plaats van duidelijkheid te bieden, versterkte de minister-president de redenen om te vermoeden dat hij inderdaad het e.e.a. te verbergen heeft. Daarna kwam dit jaar nog het een en ander boven drijven, dat ook weer aanleiding gaf tot vragen.Na heel veel maatschappelijke en politieke druk en ongenoegen, waarbij de optie van een parlementaire enquete duidelijk in beeld kwam, besloot de premier dat hij wel iets moest doen om dat te voorkomen en hij toverde een konijn uit de hoge hoed: de instelling van een Staatscommissie.

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de instelling van deze commissie niet voortkomt uit een brandend verlangen van de premier om nu eens duidelijk openheid van zaken te geven. Blijkens zijn brief van 2 febr jl, is het meer zo, dat de minister-president de nu ontstane “klankkleur van een gebrek aan openheid” vreest. Die formulering plaatst de beeldvorming centraal. De minister-president vreest voor hem mogelijk negatieve beeldvorming. Dat lijkt meer een rol te spelen, dan een sterke intentie om gewoon open kaart te spelen. Begrijp ik het goed, dat de minister-president nu inderdaad weigert om de reeks vragen die de afgelopen weken door leden van de 2e Kamer zijn gesteld, te gaan beantwoorden? Ik kan het bijna niet geloven, dat het recht op informatie van deze Kamer, op zo’n manier wordt opgeschort. Hoe rechtvaardigt de minister-president dit? Hoe moeten wij verder de ministeriële verantwoordelijkheid van de minister-president zien, als de Staatscommissie haar rapport gelijktijdig aan parlement en regering stuurt? Geeft de minister-president carte blanche aan de Staatscommissie? In die zin dat hij de uitspraken van de Staatscommissie tot de zijne maakt? Of komt er nog een moment vóór het uitbrengen van het rapport van de Staatscommissie Davids, waarop de regering kennis krijgt van bevindingenen voorlopige oordelen van die Staatscommissie? Graag een reactie van de minister-president.

De minister-president gaf duidelijk aan, dat hij geen parlementaire enquete wenst en dat hij daarom kiest voor de instelling van een Staatscommissie. Het motief, dat een parlementaire enquete te veel af zou leiden van de aanpak van de kredietcrisis, overtuigt allerminst. Is de minister-president niet in staat om 2 zaken tegelijkertijd adequaat te behandelen? Bovendien: welk beslag zou een parlementaire enquete eigenlijk op hem leggen? Het volgen van dat onderzoek, kan hij door zijn ambtenaren laten doen. Het ligt wel voor de hand dat de minister-president in een parlementaire enquete ook zelf gehoord zou kunnen worden, en wel onder ede? Maar zo’n tijdsbeslag legt dat toch niet op de minister-president? Hij komt wel vaker naar deze of naar de 1e Kamer om vragen te beantwoorden over lopende onderwerpen. Of gaat hij dat nu ook allemaal niet meer doen, onder verwijzing naar de prioriteit van de kredietcrisis? Graag een reactie van de minister-president.

Al dit gemanoeuvreer van de minister-president roept de schijn op van vertragingstactiek. En dat sterkt weer het vermoeden, dat er inderdaad het e.e.a. te verbergen valt rond de besluitvorming over politieke steun voor de inval in Irak.

Is de instelling van de staatscommissie een adequaat middel?Zoals bekend, ontbeert deze commissie een aantal onderzoeksbevoegdheden, die bij een parlementaire enquete wel mogelijk zijn. Dit zijn volgens de PVV-fractie  erg belangrijke onderzoeksmiddelen om de waarheid boven tafel te krijgen. Met een staatscommissie is dat allemaal niet mogelijk. En wat is het gegeven, dat de Staatscommissie ook geheime stukken kan inzien eigenlijk waard? Als daar iets relevants uit zou blijken, dan zou de staatscommissie dat hooguit kunnen verwoorden in een separaat rapport dat alleen ter inzage zal zijn voor de leden van de vaste Kamercommissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. En wat kunnen die er dan mee,  ten behoeve van een eventueel debat van de Kamer met de regering over de besluitvorming rond de inval in Irak? N.m.m. helemaal niets, althans niet zonder de geheimhouding te schenden. Graag de zienswijze van de minister-president hierop.

Tenslotte nog de samenstelling van de Staatscommissie. De minister-president heeft daaromtrent een stevige vingerwijzing gegeven: “bij voorkeur met enkele ministers van Staat” erin. Was dit alleen de voorkeur van de minister-president of ook van mr. Davids? Wat heeft de minister-president nog meer besproken met mr. Davids over de samenstelling van de Staatscommissie? Heeft hij aan mr. Davids nog meer vingerwijzingen gegeven m.b.t. de samenstelling van die commissie? Of heeft misschien mr. Davids zijn eigen ideeën over de samenstelling van de commissie ontvouwd en geniet dat de instemming van de minister-president? Wat is daarover tussen de minister-president en mr. Davids gewisseld? Ik vraag dit allemaal, omdat ik in de brief van de minister-president van 2 februari jl. lees dat de Staatscommissie ongehinderde medewerking krijgt van inlichtingen- en veiligheidsdiensten en toegang tot alle ministerraadstukken. Daarbij zijn in die brief geen beperkingen gesteld. De Staatscommissie heeft dus toegang tot de diepste geheimen!  Of misschien toch niet, als mr. Davids in de Staatscommissie personen zou opnemen die de minister-president onwelgevallig zijn? Kan, wat de minister-president betreft, iedereen in die Staatscommissie zitten, of toch niet?

Tweede Termijn

Voorzitter, 

De minister-president heeft gezegd dat hij door instelling van een Staatscommissie “ruis over de feiten” wil voorkomen. Ik heb nieuws voor de minister-president: die ruis is al in ruime mate voorhanden. De minister-president is degene die zelf in overwegende mate die ruis heeft veroorzaakt door zijn onhandig optreden in deze zaak. Rechten van individuele Kamerleden op antwoorden op door hen gestelde vragen worden door de regering, zonder instemming van die leden, zeker een klein jaar in de vriezer van het CDA geplaatst. PvdA en ChristenUnie helpen om de deur van die vriezer dicht te houden. Als nog één Kamerlid het de konende tijd in zijn hoofd haalt om een vraag te stellen (over de inval in Irak), dan weet hij één ding zeker, namelijk dat die vraag onmiddellijk die vriezer in gaat.

De hele gang van zaken en de toelichting van de minister-president daarop, inspireert mij niet om aan die Staatscommissie de voorkeur te willen geven boven een parlementaire enquête. De minister-president heeft gezegd dat in het rapport van de commissie-Davids zal worden gerefereerd aan gevoerde gesprekken. Die gevoerde gesprekken, dat vraag-en-antwoordspel zelf, krijgen wij dus niet te zien. Met andere woorden, de werkwijze van de commissie-Davids wordt een niet te controleren black box. De transparantie en openheid die mr. Davids als lid van de rechterlijke macht aankleefde, wordt hier al overboord gezet. De onduidelijkheden rond de besluitvorming over de inval in Irak zijn door het optreden van de minister-president alleen maar groter geworden.

Een nieuwe vertragingstactiek, instelling van een Staatscommissie Davids, is nu niet meer aanvaardbaar. Nederland, onze samenleving en onze bevolking, heeft nu recht op een snel en adequaat onderzoek dat duidelijkheid verschaft en waar het vertrouwen in kan stellen, en dat is in mijn visie een parlementaire enquête.