Artikel Wilders en Bosma in het Parool
Cohen winkelt in de rechtsstaat
Artikel in het Parool van zaterdag 23 augustus 2008
door Geert Wilders en Martin Bosma
De burgemeester van Amsterdam zit met zijn vingers tussen de deur. Een van de wethouders praat inbreken goed, mits het gebeurt op “ideele gronden”. En aangezien het college van B en W dient te spreken met een mond zit er voor Cohen niets anders op dan de inbraak-verdedigende wethouder Van Poelgeest bij te vallen. Gevolg: de burgemeester van onze nationale hoofdstad helt over naar linksen die zo overtuigd zijn van hun eigen gelijk dat wetten er niet toe doen. De argumenten van de burgemeester zijn stuitend en betekenen een uitholling van de rechtsstaat.
Aan de wet houden is de plicht van iedere burger. Maar ook in het publieke debat geldt dat. Zoals Jacq Perk al schreef “de ware vrijheid luistert naar de wetten”. Wie zijn eigen heilige gelijk meent te moeten halen met terreur, inbraak en aanslagen ondermijnt de democratie en de rechtsstaat. Die zet de deur open voor de Weimar-toestanden waar nationaal-socialisten en communisten het op straat met elkaar uitvochten.
Cohen verdedigt de inbraak door te wijzen op het “nog niet zo goed werken van de wet Openbaarheid Bestuur”. Ongetwijfeld waren er ten tijde van de Weimar-republiek ook wetten die niet goed functioneerden. Maakt dat de knokploegen anno 1931 ineens begrijpelijk?
Helemaal bont maakt Cohen het als hij ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ er bij haalt. Het milieu-terrorisme van Duijvendak cs heeft niets te maken met burgerlijke ongehoorzaamheid, al was het alleen maar omdat die ongehoorzaamheid zich altijd in de openbaarheid afspeelt. De inbraken en aanslagen uit de jaren tachtig vonden plaats in het geniep: ’s nachts of met bivakmutsen op. Niet voor niets loog Duijvendak 23 jaar over zijn misdrijven, net zo lang tot het verjaard was. Nog steeds weten we niet wie de aanslagen op de politici pleegden, wie de branden aanstak bij de Makro-vestigingen en wie de Shell-stations vernielde.
Ook kunnen de jaren tachtig niet als een verzachtende omstandigheid gelden. Het is niet zo dat op 1 januari 1980 een medeling in de Staatscourant verscheen met als tekst “tot 31 december 1989 kunt u naar eigen goeddunken selectief gebruik maken van alle wetten.”
De jaren tachtig waren geen gedoogperiode. Die inbraken waren verkeerd; hetzelfde geldt voor de aanslagen op staatssecretaris Kosto, burgemeester Van Thijn en wethouder Wolffensperger. Daar kan geen enkel begrip voor bestaan. Zeker niet bij onze bestuurders.
Het is simpel: of we houden ons allemaal aan de wet. Of allemaal niet. Cohen ziet de rechtsstaat als een soort supermarkt waar elke burger kan cherry-picken op basis van zijn eigen “idealen”.
Dat onze normen en waarden onderhandelbaar zijn heeft Cohen en de zijnen de afgelopen jaren laten zien. Subsidie voor de haatmoskee Aya Sofia, een lesbrief voor scholieren gericht tegen de Partij voor de Vrijheid, het clientelisme van de PvdA in de Bijlmer, Marcouch die het openbaar onderwijs wil islamiseren, de anti-homo-uitspraken van PvdA-homo-woordvoerder Ymam Machrach en nu weer de campagne waar met foto’s van een Marokkaan politie-agenten worden geworven met de tekst “hij heeft je nodig omdat hij anders gediscrimineerd wordt.” Alles is geoorloofd voor de meerdere eer en glorie van het linkse en islamitische denken. Niets is onbespreekbaar, alles is flexibel.
Op elk congres brengt de PvdA de Internationale ten gehore. Dan zingen de verzamelde socialisten ook de strofe “de staat verdrukt, de wet is logen.” Nu weten we weer dat de PvdA dat ook echt meent.
Cohen moet weg.
- Aangemaakt op .