Skip to main content

In de media - Interviews

Hof schendt fundamenteel beginsel strafrecht

De Leidse rechtsfilosoof Gerlijn Molier liet zaterdag in dagblad Trouw geen spaan heel van het vonnis van het gerechtshof Amsterdam dat Geert Wilders vervolgd dient te worden, omdat zijn kritiek op de islam neerkomt op het beledigen van moslims als groep. Hij stelt vast dat één van de kernbeginselen van onze rechtsstaat met deze uitspraak op de tocht komt te staan.

"Het Hof zet in zijn beschikking het fundamenteelste beginsel van het strafrecht aan de kant, te weten het legaliteitsbeginsel: geen strafvervolging zonder voorafgaande wettelijke strafbepaling. Dit verschaft de burger rechtzekerheid en beschermt hem tegen willekeurig overheidsoptreden."

De universitair docent komt tot deze opmerkelijke conclusie omdat noch het Wetboek van Strafrecht, noch de jurispudentie van het Europese Hof van de rechten van de mens en de Hoge Raad, naar zijn mening enige rechtvaardiging bieden voor de uitspraak van het Amsterdamse hof. Door artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht uit te breiden tot indirecte belediging, eigenen de betrokken rechters zichzelf wetgevende bevoegdheden toe.

"Willen we in Nederland indirecte belediging bestraffen dan zullen we de strafwet moeten aanpassen. De vraag óf we dat moeten doen is echter geen juridische, maar een politieke vraag die tussen regering en kamer bediscussieerd zal moeten worden." 

Molier stelt verder vast dat, op grond van de beschikking van het Hof, ook de grote Duitse filosoof Arthur Schopenhauer strafbaar zou zijn geweest. Schoppenhauer achtte de Koran namelijk een inferieur boek, waarin hij niet één waardevolle gedachte had kunnen ontdekken. 

Zie ook: Trouw.nl

  • Aangemaakt op .